4.
Als u klaar bent, klikt u in het dialoogvenster Eigenschappen op OK.
Het dialoogvenster Eigenschappen wordt gesloten.
5.
Selecteer in het dialoogvenster Afdrukken bij [Paginabereik] welke pagina's moeten
worden afgedrukt en klik op OK.
De gegevens worden naar de printer gestuurd.
Zie ook
Raadpleeg 3.5 "Het afdrukken annuleren" voor nadere informatie daarover.
De standaard afdrukfuncties wijzigen
De standaard afdrukfuncties zijn de voorgeprogrammeerde functies in het
dialoogvenster Eigenschappen van de printer driver, dat via het dialoogvenster
Afdrukken wordt geopend. Het vooraf instellen van de standaard afdrukfuncties
bespaart u tijd, omdat u dan telkens als u gaat afdrukken minder instellingen hoeft
te maken.
Volg onderstaande procedure voor het wijzigen van de standaard afdrukfuncties.
Het volgende voorbeeld is voor Windows 98.
✏ Opmerking
De manier waarop u toegang krijgt tot dialoogvensters en de informatie daarin kan
variëren, afhankelijk van uw besturingssysteem en de programma's die u gebruikt.
1.
Zet de muisaanwijzer in het Startmenu op Instellingen en klik op Printers.
Het venster Printers wordt geopend.
2.
Klik op de printer in kwestie en klik in het menu Bestand op Eigenschappen.
Het dialoogvenster Eigenschappen wordt geopend.
✏ Opmerking
In Windows 95 en Windows Me wordt het dialoogvenster Eigenschappen op
dezelfde wijze geopend als in Windows 98.
In Windows NT 4.0 klikt u in het menu Bestand op [Standaardwaarden
document...] en maakt u de benodigde instellingen in het dialoogvenster dat
wordt geopend.
In Windows 2000/XP klikt u in het menu Bestand op de optie waarmee u de
voorkeursinstellingen voor het afdrukken kunt maken, en maakt u de benodigde
instellingen in het dialoogvenster dat wordt geopend.
3-7