7 Alarmen
Er worden twee soorten alarmen onderscheiden:
Fysiologische alarmen betreffen de beademing van de
patiënt. Technische alarmen betreffen de configuratie
van het apparaat. De technische alarmen zijn actief en
kunnen niet worden geconfigureerd.
7.1 Weergavevolgorde van
alarmen
Alarmen zijn ingedeeld in de drie prioriteitsniveau laag
, gemiddeld
Wanneer meerdere alarmen gelijktijdig worden
geactiveerd, wordt altijd eerst het alarm met de
hoogste prioriteit weergegeven. Het alarm met een
lagere prioriteit blijft behouden en wordt na het
verhelpen van het alarm met hogere prioriteit weer
weergegeven.
7.2 Alarmen stilschakelen
FUNCTIE
ACTIE
Alarmbevestigingstoets
indrukken.
Als het alarm blijft bestaan, wordt het
Alarm
alarm 2 minuten stilgeschakeld. De
bevestigen
storing blijft op de statusbalk
weergegeven worden en de
alarmbevestigingstoets
knipperen tot de storing is verholpen.
Alle
akoestische
alarmsignalen
Alarmbevestigingstoets
gedurende 2
indrukken.
minuten
stilschakelen
Stilschakelen
Alarmbevestigingstoets
van de alarmen
kort indrukken.
opheffen
WEERGAVE
CODE
Apneu
Druk hoog
|
24
NL
en hoog
.
OORZAAK
Geen spontane ademhaling binnen
458
de ingestelde tijd.
456
Maximale druk overschreden.
7.3 Fysiologische alarmen
configureren
Bij de levering of wanneer het apparaat is gereset naar
de fabrieksinstellingen, zijn alle fysiologische alarmen
gedeactiveerd. De medische professional kan
beslissen welke fysiologische alarmen worden
geactiveerd en de alarminstellingen aanbrengen die
geschikt zijn voor de patiënt.Afhankelijk van de
gekozen beademingsmodus kunnen verschillende
alarmen worden geconfigureerd.
Na een uitval van de netvoeding < 30 seconden worden
de ingestelde alarminstellingen automatisch hersteld.
Gevaar voor letsel door extreem ingestelde
alarmgrenswaarden!
Alarmgrenswaarden die op een extreme waarde zijn
ingesteld, kunnen het alarmsysteem onbruikbaar
maken en de patiënt in gevaar brengen.
Alarmgrenswaarden zinvol instellen.
kort
Gevaar voor letsel door verschillende
alarmvoorinstellingen in verschillende klinische
omgevingen!
Wanneer verschillende alarminstellingen in
verschillende klinische omgevingen worden gebruikt,
kan dat de patiënt in gevaar brengen.
blijft
Alarmen in verschillende omgevingen identiek
instellen.
Vóór gebruik controleren of de
alarmvoorinstellingen geschikt zijn voor de
patiënt.
lang
opnieuw
MAATREGEL
Therapie- en alarminstellingen controleren.
Therapie- en alarminstellingen controleren.
7 Alarmen