Automatische verlichting
Met behulp van een zonlichtsensor
schakelen bij onvoldoende omgevingslicht de
kentekenplaatverlichting, de parkeerlichten en
het dimlicht automatisch in. Bij neerslag kan
de verlichting gelijktijdig met het automatisch
inschakelen van de ruitenwissers vóór worden
ingeschakeld.
De verlichting schakelt automatisch uit als
er voldoende omgevingslicht is of nadat de
ruitenwissers zijn uitgeschakeld.
F Draai de ring in de stand "AUTO". Het
activeren van de functie wordt bevestigd
door een melding.
F Draai de ring in een andere stand. Het
uitschakelen van de functie wordt bevestigd
door een melding.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor
gaat de verlichting branden, wordt
dit pictogram weergegeven op het
instrumentenpaneel in combinatie
met een geluidssignaal en/of een
melding.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Als de lichtsensor bij mist of sneeuw
voldoende licht waarneemt, wordt de
verlichting niet automatisch ingeschakeld.
Dek de met de regensensor
gecombineerde lichtsensor, die zich
op het dashboard of aan de bovenzijde
van de voorruit achter de binnenspiegel
(afhankelijk van uitrustingsniveau) bevindt,
niet af. De aan de sensor gekoppelde
functies worden dan niet meer bediend.
Dagrijverlichting/
parkeerlichten
Verlichting en zicht
Deze verlichting vóór automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart.
De verlichting doet dienst als:
-
Dagrijverlichting (lichtschakelaar in de stand
"AUTO" bij voldoende omgevingslicht).
-
Parkeerlicht (lichtschakelaar in de stand
"AUTO" bij weinig omgevingslicht of in de
stand "Parkeerlichten" of in de stand "Dim-/
grootlicht").
Bij de verlichting overdag hebben de leds
een grotere lichtsterkte.
Parkeerlichten
De zijkant van de auto wordt gemarkeerd door
het inschakelen van de parkeerlichten aan de
kant van het verkeer.
F Afhankelijk van de uitvoering: duw de
lichtschakelaar binnen één minuut na het
afzetten van het contact omhoog of omlaag
om de parkeerlichten aan de kant van het
verkeer in te schakelen (voorbeeld: rechts
van de weg parkeren: lichtschakelaar
omlaag duwen; parkeerlichten links gaan
branden).
Het inschakelen wordt bevestigd door een
geluidssignaal en het branden van het lampje
van de desbetreffende richtingaanwijzer op het
instrumentenpaneel.
Zet om de parkeerlichten uit te schakelen de
lichtschakelaar in de middelste stand.
4
83