5. Druk op F4 (Enter) en vervolgens op F1 (Terug).
6. Druk op F1 (Opslaan), F3 (Toepassen), F4 (Verwijderen) of F2 (Verlaten).
Vergeet niet om de opgeslagen instellingen toe te passen vanuit het
hoofdmenu.
Opmerking:
Worden wijzigingen in de configuratie van een klasse A-uitgang
toegepast op alle uitgangsparen waarmee de klasse A-uitgang (OUT1/OUT2,
enz.) is samengesteld. Dit omvat configuratieopties voor
inschakelen/uitschakelen. Als bijvoorbeeld het type OUT1 wordt gewijzigd in
PUG en Groep-n wordt gewijzigd in 5, wordt de configuratie van de combinatie
OUT2 automatisch bijgewerkt naar deze instellingen.
Uitgangsgroepen
Selecteer Uitgangsgroepen om de uitgangsgroepen van de centrale te
configureren. Uitgangen van de centrale moeten worden toegewezen aan de
uitgangsgroepen voor activering.
Een uitgangsgroep is een verzameling uitgangen van hetzelfde type dat
gelijktijdig wordt ingeschakeld en uitgeschakeld (ze worden gelijktijdig
aangestuurd). Uitgangsgroepen worden aangeduid met een
uitgangsgroepnummer.
Uitgangen worden tijdens autosetup toegewezen aan de standaard
uitgangsgroepen (zie "Autosetup" op pagina 89).
Er kunnen maximaal 300 uitgangsgroepen voor signaalgevers, doormelding,
besturingsapparatuur, blussen en programmering worden geconfigureerd
(afhankelijk van het zonetype).
De uitgangsgroepen van signaalgevers, doormelding en besturingsapparatuur
worden bediend (en hun status aangeduid) door de corresponderende
signaalgevers-, doormelding- en besturingsapparatuurknoppen en -LED's aan de
voorzijde van de centrale.
Programma uitgangsgroepen beschikken niet over knoppen of LED's aan de
voorzijde van de centrale, maar hun status wordt weergegeven op de LCD.
De standaard uitgangsgroepen van de centrale wordt hieronder weergegeven.
Opmerking:
Deze optie is niet beschikbaar op herhaalpanelen.
2X Series Installatiehandleiding
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling
103