2. Het printerstuurprogramma instellen
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de printereigenschappen oproept en de printerinstellingen
opgeeft.
De printereigenschappen openen
Windows XP en Windows Server 2003/2003 R2 - Printerinstellingen opgeven
De standaardinstellingen van de printer opgeven - het venster [Printers en
faxapparaten]
• Voor het wijzigen van standaard printerinstellingen en de optieconfiguratie-instellingen, meldt u
zich aan met een account die rechten heeft voor het beheren van printers. Beheerders en leden van
de groep Hoofdgebruikers (Power Users) zijn standaard gemachtigd om printers te beheren.
• U kunt de standaard printerinstellingen niet per gebruiker wijzigen. De instellingen in het
dialoogvenster Printereigenschappen zijn van toepassing op alle gebruikers.
1.
Klik in het menu [Start] op [Printers en faxapparaten].
Het venster [Printers en faxapparaten] wordt weergegeven.
2.
Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken.
3.
Klik in het menu [Bestand] op [Eigenschappen].
Het dialoogvenster Printereigenschappen wordt weergegeven.
4.
Geef de nodige instellingen op en klik op [OK].
• Instellingen die u hier opgeeft, worden standaard voor alle applicaties gebruikt.
• Als u de printereigenschappen van PostScript3 bekijkt, wijzig dan de instellingen voor [Toewijzing
van formaat aan papierlade] niet.
• Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma.
15