Het controlelampje in de toets gaat branden als het
airconditioningssysteem automatisch werkt.
De intensiteit van de automatische airconditioning
kan worden geregeld door een van de volgende
instellingen te kiezen:
– AUTO ZACHT: voor een aangename en stille
werking door de luchtstroom te beperken.
– AUTO NORMAAL: voor het beste compromis
tussen een comfortabele temperatuur en een stille
werking (standaardinstelling).
– "AUTO HARD": voor een dynamische en
efficiënte luchtverdeling.
Druk herhaaldelijk op toets 9 om de automatische
stand te wijzigen.
Gebruik instellingen AUTO NORMAAL en AUTO
HARD om ervoor te zorgen dat passagiers op de
achterbank zich comfortabel voelen.
Om de toevoer van koude lucht in de auto
bij koud weer en een koude motor te
beperken neemt de luchtstroom geleidelijk toe
totdat de gewenste comfortwaarde is bereikt.
Als de temperatuur in de auto bij het instappen
veel lager of hoger is dan de ingestelde
comfortwaarde, heeft het geen zin om de
ingestelde waarde te wijzigen om de gewenste
temperatuur sneller te bereiken. Het systeem
corrigeert het temperatuurverschil automatisch
en zo snel mogelijk.
Handmatige instellingen
van de automatische
airconditioning
Het is mogelijk om een of meerdere van deze
functies handmatig in te stellen terwijl het systeem
de andere functies automatisch blijft regelen:
– Regeling van de luchtstroom.
– Regeling van de luchtverdeling.
Het lampje in de toets "AUTO" gaat uit wanneer een
instelling is gewijzigd.
► Druk nog een keer op toets 3 om de
automatische airconditioning weer in te schakelen.
Regeling van de luchtstroom
► Draai knop 3 om de luchtstroom te verhogen of
te verlagen.
Het airconditioningssysteem
uitschakelen
Wanneer de luchtstroom tot een minimum wordt
beperkt, stopt de ventilatie.
"OFF" wordt weergegeven en de verlichting van
het centrale bedieningspaneel gaat uit.
Regeling van de luchtverdeling
► Druk op de toetsen 8 om de luchtstroomverdeling
in het interieur aan te passen.
Voorruit en zijruiten
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters
Ergonomie en comfort
Voetenruimte
Er wordt een animatie geactiveerd om de
aanwezigheid van geblazen lucht in de aangegeven
richting weer te geven. U kunt de drie toetsen
tegelijkertijd indrukken voor een gelijkmatige
luchtverdeling in het interieur.
Clean Cabin-functie
Omvat de functies AQS (Air Quality System) en
Clean Air.
► Druk op toets 11 om de functie in / uit te
schakelen.
AQS-functie
Deze functie gebruikt een buitenluchtkwaliteitssensor
en activeert automatisch de luchtrecirculatie in het
interieur wanneer een bepaald vervuilingsniveau in
de buitenlucht wordt gedetecteerd.
Als de luchtkwaliteit weer voldoende is, wordt
de recirculatie van de interieurlucht automatisch
uitgeschakeld.
Deze functie is niet in staat om vervelende geurtjes
te detecteren.
De recirculatie wordt automatisch ingeschakeld als
de ruitensproeiers van de voorruit worden gebruikt of
de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
De functie werkt niet als de buitentemperatuur lager
is dan 5 °C om te voorkomen dat de voorruit en
zijruiten beslaan.
3
51