BESCHRIJVING VAN DE TESTEN
De metingsbeschrijvingen die in deze handleiding staan zijn instructies voor het gebruik van de DET-familie van instrumenten
door competente personen.
Geschikte toepassingen
Als er twijfels bestaan over een bepaalde toepassing, moet er een referentie gemaakt worden naar het advies en de leidraad
die in de publicatie "Geaard worden" staan, verkrijgbaar bij Megger, onderdeelnummer 21500-072.
Het DET-bereik van instrumenten kan gebruikt worden op agrarische locaties (sinds IEC 61557-5). In deze omstandigheden
moet de uitvoerspanning naar 25 V geschakeld worden om te voldoen aan de norm.
De DET-serie meetinstrumenten meten weerstand door middel van een pulserend DC-signaal met een frequentie van 128 Hz.
De DET4TC2 en DET4TCR2 bieden de gebruiker de mogelijkheid om 94 Hz,
105 Hz, 111 Hz of 128 Hz te selecteren als testfrequentie.
Opmerking betreffende metingen: wees er zeker van dat, bij het aansluiten van het instrument aan de elektrodes, de snoeren
en kabels volledig uitgerold en zonder lussen zijn.
Werkingsprincipe (tweeklemmige weerstandsmeting)
Deze techniek wordt gebruikt om de weerstand te meten tussen twee geaarde punten, bijv. tussen een aardelektrode
met onbekende weerstand en een bekende "goede" geaarde verbinding zoals een ondergrondse metalen leiding of een
staalbouwwerk.
De DET injecteert een a.c.-stroom van bekende grootte in het geteste systeem en meet de spanning die erin ontwikkeld wordt
zoals weergegeven in figuur 3. De systeemweerstand is een eenvoudige verhouding zoals in de wet van Ohm, d.w.z. R=V/I.
Figure 3: schematisch voor tweeklemmige weerstandsmeting
Tweede aardelektrode of andere
lage weerstand, geleidende
aardverbindingen
Aardelektrode die getest wordt
De DET-instrumenten koppelen automatisch de klemmen C1-P1 en C2-P2 als er een tweeklemmige meting wordt
geselecteerd.
Werkingsprincipe (drieklemmige weerstandsmeting)
De klassieke "potentiaalval"-meting wordt gebruikt om de weerstand van een aardelektrode nauwkeurig te meten, door
gebruik te maken van in de grond gestoken hulppinnen die een circuit vormen voor de injectie van de meetstroom en de
spanningsmeting, zoals gebruikt bij de tweeklemmige methode.
De DET injecteert een a.c.-stroom van bekende grootte in het geteste systeem en meet de spanning die erin ontwikkeld
wordt, zoals weergegeven in Figuur 4. De systeemweerstand is een eenvoudig verhoudingsgetal zoals in de wet van Ohm.
In dit geval wordt de potentiaalpin in vastgestelde stapjes in een rechte lijn verplaatst tussen de geteste elektrode en de
stroompin. Op elke locatie wordt de weerstand berekend met behulp van R=V/I. Er wordt een grafiek getekend van de
weerstand ten opzichte van de positie van de potentiaalpin, en de weerstand van de geteste elektrode wordt genomen als het
punt waarop de curve het platst is.
Empirisch meten heeft aangetoond dat met juist gepositioneerde pinnen deze methode verkort kan worden door de
potentiaalpin te plaatsen op een afstand van ongeveer 62% tussen de geteste elektrode en de stroompin, d.w.z.
op A = 0.62 x B.