Gebruikshandleiding
3.2 Instellen en bedienen gasdrukregelaar
In de doorsnede van de gasdrukregelaar (figuur 2) zijn de posities van de bedieningsorganen
aangegeven waarmee de gasdrukregelaar ingesteld of bediend kan worden. Af fabriek is de
gasdrukregelaar ingesteld zoals op het controlerapport en typeplaten aangegeven is.
A
Instellen de geregelde uitlaatdruk Pd.
B
Instellen aanspreekdruk van de maximum drukbeveiliging van de veiligheidsafslagklep.
C
Veer aanspreekdruk van de minimum drukbeveiliging van de veiligheidsafslagklep (indien
aanwezig).
D
Drukknop voor bediening drukvereffeningsventiel over veiligheidsafslagklep.
E
Instelpunt stuurdrukregelaar. Af fabriek is deze correct ingesteld en behoeft normaliter
geen nastelling indien er geen veranderingen aan de gasdrukregelaar plaatsgevonden
hebben.
F
As veiligheidsafslagklep voor resetten veiligheidsafslagklep.
6
Figuur 2
DDD3102GHNL/07-2020/rev.A3
RS350S PN10