Nauwkeurigheid van MI- en TI-uitvoerweergave
Het nauwkeurigheidsresultaat voor de MI wordt statisch vermeld. Met 95% zekerheid ligt 95% van de
gemeten MI-waarden binnen +18% tot -25% van de weergegeven MI-waarden of binnen +0,2 van de
weergegeven waarde, welke waarde groter is.
Het nauwkeurigheidsresultaat voor de TI wordt statisch vermeld. Met 95% zekerheid ligt 95% van de gemeten
TI-waarden binnen +21% tot -40% van de weergegeven TI-waarden of binnen +0,2 van de weergegeven
waarde, welke waarde groter is. De waarden zijn gelijk aan +1 dB tot -3 dB.
Een weergegeven waarde van 0,0 voor MI of TI betekent dat de berekende schatting voor de index minder dan
0,05 is.
Factoren die bijdragen aan onzekerheid van de weergave
De netto onzekerheid van de weergegeven indices wordt afgeleid door de gekwantificeerde onzekerheid uit
drie bronnen te combineren: meetonzekerheid, systeem- en transducersvariabiliteit en gemaakte
engineering-aannames en -schattingen bij het berekenen van de weergegeven waarden.
Meetfouten van de akoestische parameters bij het opnemen van referentiegegevens zijn de grootste
foutenbron die bijdraagt aan de onzekerheid van de weergave. De meetfout wordt beschreven in
"Nauwkeurigheid en onzekerheid van akoestische metingen"
op pagina 253.
De weergegeven MI- en TI-waarden zijn gebaseerd op berekeningen die een set metingen van akoestisch
vermogen gebruiken, die zijn gemaakt met een ultrasoon systeem met één referentie en een transducer met
één referentie die representatief is voor de populatie van transducers van dat type. Het referentiesysteem en
de referentietransducer worden gekozen uit een monsterpopulatie van systemen en transducers uit eerdere
productie-eenheden en worden geselecteerd op basis van een akoestisch vermogen dat representatief is van
het nominale verwachte akoestische vermogen voor alle transducer-systeemcombinaties die kunnen
optreden. Elke transducer-systeemcombinatie heeft natuurlijk zijn eigen unieke karakteristieke akoestische
vermogen en dit komt niet overeen met het nominale vermogen waarop de weergegeven schattingen zijn
gebaseerd. Deze variabiliteit tussen systemen en transducers introduceert een fout in de weergegeven
waarde. Door bemonsteringstests van de akoestische weergave tijdens productie, wordt de mate van fout die
door de variabiliteit wordt geïntroduceerd, beperkt. De bemonsteringstests garanderen dat het akoestische
vermogen van transducers en systemen die worden gefabriceerd binnen een gespecificeerd bereik van het
nominale akoestische vermogen blijven.
Een andere bron van fouten zijn de aannames en schattingen die worden gedaan bij het afleiden van schat-
tingen voor de weergegeven indices. De belangrijkste van deze aannames is dat het akoestische vermogen,
en dus de afgeleide weergegeven indices, lineair verband houden met de overdrachtsaandrijfspanning van
de transducer. In het algemeen is deze veronderstelling zeer goed, maar niet exact. Een fout in de weergave
kan daarom worden toegeschreven aan de aanname van de lineariteit van spanning.
200
Vermogensweergave