3
Voer de bedrading van de unit uit.
1
1
2
P2
P1
3
4
1
Unit
2
Achterste deel van de digitale controller
3
Voorste deel van de digitale controller
4
Bedraad vanaf de achterkant
5
Bedraad vanaf de bovenkant
6
Maak een inkeping in het deel waardoor de bedrading kan
worden geleid met een kniptang enz.
Sluit de klemmen aan bovenaan het bovenste deel van de digi-
tale controller en de klemmen in de unit (P1 op 16, P2 op 16a).
LET OP
De bedrading moet weg van de voedings-
bedrading worden geleid om elektrische
interferentie
voorkomen.
Strip de mantel af voor het
deel dat door de binnenkant
van de behuizing van de
digitale
gaan ( l ).
4
Breng het bovenste deel van de digitale controller weer aan.
Let op dat u de bedrading tijdens het monteren niet
klemt.
Begin met bevestigen vanaf de klemmen
aan de onderkant.
EWAQ+EWYQ009~011ACV3 + EWAQ+EWYQ009~013ACW1
Bedrijfsklare luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen en bedrijfsklare
omkeerbare lucht-water warmtepompen
4PW51587-1A
6
P2
P1
5
(externe
interferentie)
controller
moet
O
PSTARTEN EN CONFIGUREREN
De configuratie van de unit door de installateur dient te zijn
afgestemd op de omgeving van de installatie (klimaat, geïnstalleerde
opties, enz.) en de expertise van de gebruiker.
Het is belangrijk dat de installateur alle informatie in dit
hoofdstuk achtereenvolgens leest en dat het systeem
gepast wordt geconfigureerd.
Configuratie van de pompwerking
LET OP
Om de pompsnelheid in te stellen, zie
instellen" op pagina
Initieel opstarten bij lage buitentemperaturen
Bij de eerste keer opstarten en wanneer de watertemperatuur laag is,
is het belangrijk dat het water geleidelijk wordt opgewarmd. Anders
kan de betonnen vloer barsten door de plotse temperatuur-
verandering. Neem contact op met de verantwoordelijke aannemer
voor de betonwerken voor meer informatie.
De laagste ingestelde temperatuur van uittredend water kan worden
verlaagd tot op een waarde tussen 25°C en 37°C door de lokale
instelling
[9-01]
veranderen. Zie
"Lokale instellingen" op pagina
Controles vóór ingebruikname
te
Controle vóór eerste opstart
Schakel de voeding uit voordat u aansluitingen uitvoert.
Controleer na de installatie van de unit de volgende punten vooraleer
de stroomonderbreker in te schakelen:
1
Lokale bedrading
Zorg ervoor dat de lokale bedrading volgens de in hoofdstuk
"Lokale bedrading" op pagina 11
richtlijnen is uitgevoerd, volgens de bedradingsschema's en
volgens de Europese en nationale regelgevingen.
2
Zekeringen of beveiligingen
Controleer of het type en de waarde van de zekeringen of de
lokaal gemonteerde beveiligingen overeenstemmen met de
vereisten vermeld in het hoofdstuk
1
pagina
26. Zorg ervoor dat er geen zekering of beveiliging is
overgeslagen.
3
Aarding
Zorg ervoor dat de aardkabels correct zijn aangesloten en de
aardklemmen stevig zijn vastgemaakt.
4
Interne bedrading
Controleer of er geen losse aansluitingen of beschadigde
elektrische componenten in de schakelkast zichtbaar zijn.
5
Bevestiging
Controleer of de unit correct gemonteerd is om abnormale
geluiden en trillingen te voorkomen bij het opstarten van de unit.
6
Beschadigde onderdelen
Controleer de binnenkant van de unit op beschadigde
onderdelen of platgedrukte leidingen.
7
Koelmiddellek
Controleer de binnenkant van de unit op koelmiddellekken.
Raadpleeg uw plaatselijke dealer als er een koelmiddellek is.
8
Voedingsspanning
Controleer de voedingsspanning op het lokale voedingspaneel.
De spanning moet overeenkomen met de spanning op het
identificatieplaatje van de unit.
17.
(onderste
limiet
verwarmingsinstelpunt)
18.
beschreven instructies en
"Technische specificaties" op
"Pompsnelheid
te
Montagehandleiding
16