5 Installatie
5.1.4
Zonder leidingsysteem installeren
1
1
Buiten
2
Binnen (verwarmd of
niet verwarmd)
De lucht wordt in dezelfde kamer weggenomen en afge-
voerd.
Bij dit installatietype wordt de kamer als energiecollector
gebruikt. De kamer wordt gekoeld door de koude en droge
lucht die door het product wordt afgegeven.
Opgelet!
Gevaar voor materiële schade door vorst
in het huis
Ook bij buitentemperaturen boven 0 °C be-
staat gevaar voor vorst in de opstelruimte.
▶
Gebruik een geschikte warmte-isolatie
om leidingen en andere elementen die
gevoelig zijn voor kou in de opstelruimte
te beschermen.
Houd de minimumafstand tussen de bovenkant van het pro-
duct en het plafond aan om te voorkomen dat de door het
product afgegeven koude lucht terugstroomt.
–
Grondoppervlakte van de opstellingsruimte: 20 m²
–
Minimale ruimtehoogte: ≥ 2,20 m
14
2
3
3
Ventilatie
5.2
Wateraansluitingen installeren
5.2.1
Hydraulische installatie
▶
Gebruik platte afdichtingen.
–
Draaimoment: ≤ 20 Nm
5.2.2
Boiler aansluiten
Geldigheid: aroSTOR VWL B 200/5
OF aroSTOR VWL B 270/5
3
2
1
▶
Gebruik voor de aansluiting van de watervoerende lei-
dingen alleen diëlektrische aansluitingen (zelf te mon-
teren), om de galvanische scheiding te garanderen.
1.
Sluit de koudwaterleiding aan (1).
2.
Sluit de warmwateraanvoer op (2) aan.
3.
Voer een dichtheidscontrole van alle aansluitingen in-
clusief de warmwatercirculatie uit.(3)
Aanwijzing
De lengte van de leidingen moet zo gering
mogelijk zijn. De leidingen moeten over voor-
geschreven warmte-isolatie beschikken,
warmteverlies en condensatie te vermijden.
Niet gebruikte leidingen moeten worden ver-
wijderd.
Aanwijzing
Opmerkingen circulatiecircuit:
Beperk de looptijd van de circulatiepomp.
Verbind het circulatiecircuit niet met de koud-
waterinlaat, om volledig doormengen van de
boiler te vermijden.
Installatie- en onderhoudshandleiding aroSTOR 0020285055_01