Opmerking: Nadat u olie hebt bijgevuld of ververst,
moet u de motor starten en deze 30 seconden stationair
laten lopen. Zet de motor af. Wacht 30 seconden en
controleer het oliepeil. Vul voldoende olie bij totdat
het peil de VOL-markering op de peilstok bereikt.
De brandstoftank vullen (Fig. 12)
De inhoud van de brandstoftank is ongeveer 26,5 liter.
De motor loopt op dieselbrandstof Nr. 2-D of 1-D met
een cetaangetal van minimaal 40.
Opmerking: Dieselbrandstof met een hoger
cetaangetal kan vereist zijn als de machine wordt
gebruikt op een grotere hoogte of bij lage
temperaturen.
1
1. Dop van brandstoftank
1.
Maak de omgeving van de dop de brandstoftank
schoon.
2.
Verwijder de dop van de brandstoftank.
3.
Vul de benzinetank tot ongeveer 2,5 cm vanaf de
bovenkant van de tank (de onderkant van de
vulbuis). NIET TE VOL VULLEN. Plaats daarna
de dop terug.
4.
Om brandgevaar te voorkomen, moet u gemorste
brandstof opnemen.
Figuur 12
Omdat dieselbrandstof ontvlambaar is, dient u voor-
zichtig te werk te gaan indien u ermee omgaat of deze
bewaart. Vul de tank niet bij wanneer de motor draait,
heet is of wanneer de machine zich in een afgesloten
ruimte bevindt. Er kunnen zich brandstoffendampen
vormen die van vele meters afstand tot ontbranding
kunnen worden gebracht door een vonk of een
vuurbron. ROOK NIET als u de brandstoftank vult
om een mogelijke explosie te voorkomen. Vul de
brandstoftank altijd buiten bij en verwijder eventuele
gemorste dieselbrandstof voordat de motor wordt
gestart. Gebruik een trechter of een tuit om te
voorkomen dat er brandstof wordt gemorst, en vul de
tank tot ongeveer 2,5 cm vanaf de onderkant van de
vulbuis. Bewaar de dieselbrandstof in schone, veilige
en goedgekeurde containers en zorg ervoor dat de dop
op de container blijft. Bewaar de brandstof op een
koele, goed geventileerde plaats; nooit in een
afgesloten ruimte zoals een schuur voor warme
opslag. Om ervoor te zorgen dat de brandstofvoorraad
geregeld wordt ververst en niet verontreinigd raakt,
moet u nooit meer brandstof inslaan dan u in 6
maanden kunt opmaken.
Het koelsysteem controleren
(Fig. 13)
De inhoud van het koelsysteem is ongeveer 3,8 liter.
Het koelsysteem bevat een oplossing die half uit water,
half uit permanente ethyleenglycol-antivries bestaat.
Controleer elke dag vóór het starten van de motor het
koelvloeistofpeil.
VOORZICHTIG
Wanneer de motor heeft gelopen en de
radiatordop wordt verwijderd, kan er onder druk
staande hete koelvloeistof ontsnappen. Dit kan
brandwonden veroorzaken. Laat de motor
minstens 15 minuten afkoelen of totdat de
radiatordop zover is afgekoeld dat u deze kunt
aanraken zonder uw hand te branden.
1.
Parkeer het voertuig op een horizontaal
oppervlak.
2.
Controleer het koelvloeistofpeil. De koelvloeistof
moet tot aan de KOUD-streep op de reservetank
staan, als de motor koud is.
3.
Als het koelvloeistofpeil te laag is, verwijdert u
de dop van de reservetank en vult u het koel-
17
GEVAAR