Dit voertuig kan worden uitgerust met verschillende
combinaties van laatbakken, platforms en werktuigen.
Deze kunnen worden gebruikt in verschillende
combinaties voor maximale capaciteit en mogelijk-
heden. De grootste laadbak is 140 cm breed en 165 cm
lang en kan tot 746 kg gelijkmatig verdeelde lading
vervoeren.
De manier waarop ladingen verdeeld zijn, kan nogal
verschillen. Zand verdeeld zich gelijkmatig en blijft
relatief laag. Andere materialen, zoals bakstenen,
kunstmest of tuinpalen, worden hoger opgestapeld in
de bak.
De hoogte en het gewicht van de lading heeft een
belangrijke invloed op de stabiliteit van het voertuig.
Hoe hoger de lading is opgestapeld, des te groter is de
kans dat het voertuig zal omslaan. 746 kg kan bij hoge
ladingen dus teveel zijn voor een veilig gebruik van
het voertuig. Het totaalgewicht verminderen is dan één
manier om het risico op omslaan te voorkomen. U
kunt ook de lading zo laag mogelijk proberen te
verdelen om dit risico te verkleinen.
Als de lading zich vooral aan één van de zijkanten
bevindt, is het voertuig eerder geneigd om naar die
kant om te slaan. Dit gaat vooral op als de lading zich
aan de buitenste zijde bevindt bij het maken van een
bocht.
Plaats nooit zware ladingen achter de achteras. Als de
lading zo ver naar achteren is geplaatst dat hij zich
achter de achteras bevindt, vermindert dat het gewicht
op de voorwielen, hetgeen ten koste gaat van de
stuurtractie. Als de lading zich helemaal achteraan
bevindt, kunnen de voorwielen zelfs loskomen van de
grond wanneer u over hobbels of tegen een helling
oprijdt. Hierdoor kunt u niet meer sturen en kan het
voertuig omslaan.
Als een algemene regel dient u de lading zowel van
voren naar achteren als van rechts naar links
gelijkmatig te verdelen.
Als de lading niet goed vastzit of als u een vloeistof
vervoert in een grote container zoals een sproeier,
bestaat de kans dat de lading gaat schuiven. Dit
gebeurt meestal als u draait, een helling op- of afrijdt,
plotseling uw snelheid wijzigt of als u over oneffen
terrein rijdt. Schuivende ladingen kunnen tot gevolg
hebben dat het voertuig omslaat. Zet de lading altijd
vast zodat deze niet gaat schuiven. Stort uw lading
nooit als het voertuig zijwaarts op een helling staat.
Wees erop bedacht dat een zware lading de remweg
verlengt en de mogelijkheid vermindert om snel te
draaien zonder om te slaan.
De laadruimte is uitsluitend bestemd voor ladingen,
niet voor het vervoer van passagiers.
Differentieelgrendel gebruiken
De differentieelgrendel vergroot de tractie van het
voertuig door de achterwielen te vergrendelen, zodat
niet één wiel kan gaan slippen. Dit kan helpen
wanneer u zware ladingen moet vervoeren op nat gras,
gladde oppervlakten, hellingen of zanderig terrein. Het
is echter belangrijk te onthouden dat deze extra tractie
slechts bedoeld is voor tijdelijk gebruik. Het is geen
alternatief voor de veiligheidsmaatregelen met
betrekking tot steile hellingen en zware ladingen die
hiervoor beschreven zijn.
De differentieelgrendel zorgt ervoor dat de achter-
wielen met dezelfde snelheid draaien. Wanneer u de
differentieelgrendel gebruikt, wordt het vermogen om
scherpe bochten te maken iets beperkt en kan de
grasmat slijten. Gebruik de differentieelgrendel alleen
wanneer het nodig is, bij lage snelheden en alleen in
de eerste of tweede versnelling.
WAARSCHUWING
Als het voertuig op een helling omslaat of gaat rollen,
kan dit ernstig letsel veroorzaken.
•
De extra tractie die de differentieelgrendel biedt,
kan genoeg zijn om u in gevaarlijke situaties te
brengen, zoals oprijden van hellingen die te steil
zijn om te draaien. Wees extra voorzichtig als u
werkt met ingeschakelde differentieelgrendel,
speciaal op steile hellingen.
•
Als de differentieelgrendel is ingeschakeld terwijl
u bij hoge snelheid een scherpe bocht maakt, en
het binnenste achterwiel van de grond komt, kunt
u de controle over het voertuig verliezen, waarbij
de kans bestaat dat het voertuig gaat slippen (zie
het hoofdstuk Differentieelgrendel gebruiken, blz.
31). Gebruik de differentieelgrendel uitsluitend
bij lage snelheden.
Vierwielaandrijving
Uitsluitend bij modellen met
vierwielaandrijving
De automatische vierwielaandrijving op dit voertuig
hoeft niet door de bestuurder in werking te worden
gesteld. De voorwielaandrijving wordt niet gebruikt
(er wordt geen kracht overgebracht op de voorwielen)
totdat de achterwielen tractie beginnen te verliezen. De
30