Alle patronen bewerken
Wanneer u in het bewerkscherm op
het borduurinstellingenscherm. Nadat u het patroon hebt
bewerkt, drukt u op
om door te gaan naar het
borduurscherm.
■ Borduurinstellingenscherm
6 5 4
Display
Nr.
Toetsnaam
1
Druk op deze toetsen om het patroon te
verplaatsen in de richting van de pijl.
(Met de centreertoets zet u het patroon
Verplaatsingstoets
terug in het midden van het
borduurgebied.) (pagina 75)
2
Met deze toets draait u het hele patroon
op het scherm.
Rotatietoets
U kunt patronen telkens 1 graad, 10
graden of 90 graden draaien. Druk op
om het patroon terug te zetten op
de oorspronkelijke positie.
3
Druk op deze toets om het
borduurscherm te openen.
Borduurtoets
4
Druk op deze toets om patronen op te
slaan in het geheugen van de machine
Geheugentoets
of op de USB-stick. (pagina 77)
5
Druk op deze toets om de positie van
het patroon te controleren. (pagina 67)
Controletoets
6
Met de beginpunttoets stemt u de
beginpositie van de naald af op de
Beginpunttoets
patroonpositie. (pagina 75)
Patroon en naaldstand uitlijnen
drukt, verschijnt
1
a
2
3
Uitleg
b
c
d
Voorbeeld: de linkerbenedenhoek van een patroon
uitlijnen met de naaldstand
Markeer de plaats waar u wilt beginnen met borduren
op de stof (zie afbeelding).
Druk op
.
Druk op
en druk op
1
1 Beginpunt
De naaldstand gaat naar de linkerbenedenhoek van
het patroon (het borduurraam verplaatst zich zodanig
dat de naald op de juiste positie wordt geplaatst).
Met
zorgt u dat de naald en de markering op de
stof op hetzelfde punt komen. Druk op
met het borduren van het patroon.
Alle patronen bewerken
.
en begin
75
4