6.7
- Controle van de doeltreffendheid van de veiligheidsinrichtingen
6.7.1
- Werkingscontrole stabilisato-
ren microschakelaars
1) Schuif een stabilisator uit: het lampje (2) moet
gaan branden en het lampje (32) moet uit blij-
ven.
2) Herhaal de test op alle stabilisatoren.
6.7.2
- Werkingscontrole
noodknop
WAARSCHUWING !
Controleer iedere afzonderlijke nood-
knop.
1) Stabiliseer de machine.
2) Maak een willekeurige beweging en druk te-
gelijkertijd op de noodknop.
3) De machine moet onmiddellijk stoppen en
tegelijkertijd moet de endothermische motor
van het voertuig stoppen.
4) Draai weer de knop, om de werking van het
samenstel te hervatten.
6.7.3
- Functionele controle van de
inrichting machine in rust-
stand
1) Stabiliseer de machine.
2) Hef het werkplatform ongeveer 200 mm van
zijn steun.
3) Handel op de bediening voor het inschuiven
van de stabilisatoren deze moeten stil blijven.
OS_A0323AN
van
de
6.7.4
D
OS_A0801BL
Handel zoals wordt beschreven.
1) Breng de arm voldoende omhoog zodat die bui-
ten het ruimtebeslag van de stabilisator komt.
2) Draai de uitschuifbare structuur naar de cabine
toe.
3) De rotatie moet stoppen vooraleer de arm op de
stabilisator (D) komt.
6.26
2
32
- Controle van het antibotsing
systeem
STOP
6.7.1
6.7.2