E: De AF-modus wijzigenN
Selecteer de AF-modus die past bij de opnameomstandigheden en het
onderwerp. In de basismodi wordt de optimale AF-modus automatisch
ingesteld.
1-beeld AF voor niet-bewegende onderwerpen
Geschikt voor niet-bewegende onderwerpen. Wanneer u de
ontspanknop half indrukt, stelt de camera slechts één keer scherp.
Zodra is scherpgesteld, knippert de stip in het AF-punt waarop is
scherpgesteld gedurende korte tijd rood en licht het
focusbevestigingslampje <o> in de zoeker op.
Bij meervlaksmeting (pag. 83) wordt de belichting ingesteld op het
moment dat op het onderwerp is scherpgesteld.
Wanneer u de ontspanknop half ingedrukt houdt, wordt de
scherpstelling vergrendeld. U kunt dan desgewenst een nieuwe
beeldcompositie maken.
64
Op het objectief stelt u de
1
modusschakelaar in op <AF>.
Druk op de knop <ZE>.
2
[AF Mode] wordt weergegeven.
Selecteer de AF-modus.
3
Druk op de toets <U> om de AF-modus
te selecteren, en vervolgens op <0>.
Stel scherp op het onderwerp.
4
Richt het AF-punt op het onderwerp en
druk de ontspanknop half in. De
camera stelt vervolgens automatisch
scherp in de geselecteerde AF-modus.