6.7 Gevaarlijke zone afzetten
Op de grond moet om de lift een afzetting geplaatst worden.
Deze afzetting moet
–
uit twee horizontale elementen ter hoogte van ca. 1,1 m en 0,5 m bestaan.
–
opvallend, bijv. rood-wit, gekenmerkt zijn.
–
een afstand van 1,4 m t.o.v. het projectievlak van de te verwachten breedste last
hebben.
–
een toegangsopening met een breedte van maximaal 1,4 m hebben.
–
aan weerszijden van de lift moet een minimale afstand van 2,5 m aangehouden
worden.
6.8 Steunen monteren, uitrichten
WAARSCHUWING! Levensgevaar!
Als de lift omvalt, kan dit levensgevaarlijke verwondingen en grote materiële
schade tot gevolg hebben.
–
Voordat de lift opgesteld wordt, de ondergrond op noodzakelijke stabiliteit
controleren. Regen en dooi kunnen de bodem instabiel maken. De draagkracht
van de bodem moet minstens 0,2 N/mm
bermen en hellingen aanhouden. De lift niet op zand opstellen.
Uitsluitend bij ongeremde uitvoering:
1.
Houten plank (2) midden onder de
voorste steun (1) leggen.
2.
Minimum grootte van de houten
planken in acht nemen, zie „Technische
gegevens".
302010006
2
bedragen. Voldoende afstand tot
Afb. 95: Steunen stabiliseren
Lift Junior
Opstelling
71