Menu: IP instellingen
In het scherm 'IP' worden de eigen IP instellingen van de AlphaVision XL ingesteld. De fabrieksinstelling
staat op 'DHCP', waardoor de AlphaVision XL bij het opstarten zelf een IP aanvraagt bij de DHCP-server.
Desgewenst kan de centrale ook ingesteld worden op 'Statisch' waarbij het 'IP adres', het 'Subnetmask' en
de Default gateway handmatig ingevuld dienen te worden.
Bij het MAC adres zijn de eerste 6 cijfers (in dit voorbeeld dus 94-31-9B) het vast fabrikantcode. De laatste
6 cijfers zijn uniek per product en zijn terug te vinden op een sticker op de AlphaVision XL print.
Als dipswitch 2 op ON staat, wordt het ingestelde IP adres niet gebruikt maar wordt een
vaste waarde gehanteerd (192.168.0.80, subnetmask 255.255.255.0, AlphaTool
10.0.0.80, afhankelijk van de stand van dipswitch 1). Tevens moet dipswitch 3 op ON
staan om te verbinding tuussen AlphaTool en de AlphaVision XL mogelijk te maken.
De generieke interface instellingen wordt gebruikt voor specifieke koppelingen met externe apparatuur,
hierbij valt te denken aan Video oplossingen, toegans oplossingen, gebouwbeheer systemen en security
management platformen.
Toegang via APP
Het is mogelijk om op afstand verbinding te leggen met de AlphaVision XL middels een mobiele applicatie
(APP). Zet de optie 'Actief' op Ja om verbinding middels de APP mogelijk te maken.
Bij de mobiele applicatie (APP) hoort een unieke sleutel die zowel in de AlphaVision XL als in de APP
ingevuld dient te worden. Vul de unieke sleutel in het veld 'Encryptie sleutel'. Deze unieke sleutel wordt
geverifieerd tijdens het verbinden.
Installateurshandleiding AlphaVision XL
Rev. 3.03 01-04-2018
Blz. 129/228