5 Installation
5
Installation
NL
5.1
Veiligheidsvoorschriften
– Werkzaamheden aan elektrische installaties of be-
drijfsmiddelen mogen uitsluitend volgens de elektro-
technische voorschriften worden uitgevoerd door een
elektricien of door geïnstrueerd personeel onder lei-
ding en toezicht van een elektricien.
– Het koelaggregaat mag pas na het lezen van deze in-
formatie door bovengenoemde personen worden
aangesloten!
– Er mogen uitsluitend tegen spanning geïsoleerde ge-
reedschappen worden gebruikt.
– Neem de aansluitvoorschriften van het desbetreffende
energiebedrijf in acht. Anders bestaat bij een onjuiste
of defecte aansluiting van het apparaat een risico op
letsel door een elektrische schok.
– Het koelaggregaat wordt aangesloten met een volle-
dig geïsoleerde connector. Overspannings category III
(IEC 61058-1).
– Het koelaggregaat is pas spanningsvrij wanneer het
van alle spanningsbronnen is gescheiden.
– Het aggregaat mag uitsluitend in droge toestand wor-
den gemonteerd en ingeschakeld.
Neem het maximaal toegestane tilgewicht voor perso-
nen in acht. Gebruik indien nodig een hijsvoorziening.
Tijdens de montage bestaat het gevaar dat het koe-
laggregaat uit de montageuitsparing valt.
Draag tijdens alle werkzaamheden aan het aggregaat
de noodzakelijke persoonlijke beschermingsmiddelen.
Neem de voor de elektrische installatie geldende voor-
schriften van het land waar u het koelaggregaat gaat
installeren en gebruiken alsmede de nationale voor-
schriften met betrekking tot ongevallenpreventie in
acht. Neem bovendien de bedrijfsvoorschriften, zoals
arbeids-, bedrijfs- en veiligheidsvoorschriften, in acht.
De in de technische gegevens aangegeven grens-
waarden mogen niet worden overschreden. Dit geldt
met name voor de aangegeven omgevingstempera-
tuur en de IP-beschermklasse.
5.2
Vereisten op de installatieplaats
Neem bij de keuze van de installatieplaats voor de kast
de volgende aanwijzingen in acht:
– De standplaats en dus de plaatsing van het koelaggre-
gaat dient zodanig te worden gekozen dat een goede
be- en ontluchting is gewaarborgd (afstand tussen de
koelaggregaten onderling ten minste 200 mm, afstand
tot de wand zie afstand "y" in afb. 6 resp. tab. 2).
– Het koelaggregaat dient met een maximale afwijking
van 2° loodrecht staand te worden geïnstalleerd en
gebruikt.
– De installatieplaats moet vrij zijn van ernstige verontrei-
niging en mag geen agressieve atmosfeer hebben.
– De maximale luchtvochtigheid (niet condenserend)
mag niet hoger zijn dan 95 %.
14
– De omgevingstemperatuur mag niet lager zijn dan
-30 °C/-22 °F en niet hoger dan 60 °C/140 °F.
– Er dient een condensafvoer te kunnen worden aange-
legd (zie paragraaf 5.3.6 "Condensafvoer aansluiten
(optioneel)").
– De op het typeplaatje van het koelaggregaat vermelde
netaansluitgegevens dienen te zijn gewaarborgd.
Grootte van de installatieruimte
– Het apparaat SK 3185330 mag niet worden geïnstal-
leerd in ruimten die kleiner zijn dan 3 m³.
– Het apparaat SK 3186330 en SK 3187330 mag niet
worden geïnstalleerd in ruimten die kleiner zijn dan
6 m³.
– Het apparaat SK 3188340 en SK 3189340 mag niet
worden geïnstalleerd in ruimten die kleiner zijn dan
12 m³.
Elektromagnetische beïnvloeding
– Storende elektrische installaties (hoogfrequent) moe-
ten worden vermeden.
– Signaalkabels dienen gescheiden van spanningsvoe-
rende kabels te worden gelegd (afb. 40).
Configuratie van een geschikte kastverwarming
Om condensvorming in kasten en behuizingen te voor-
komen en de minimale bedrijfstemperatuur constant te
houden (bijv. bij uitschakeling van de installatie geduren-
de de nacht) worden verwarmingen toegepast. Dit is
vooral van belang bij schommelende omgevingstempe-
raturen, bijvoorbeeld bij buitenopstelling van de kast of
behuizing of installatie in onverwarmde ruimten.
Kastverwarmingen voor het regelen van de relatieve
vochtigheid voorkomen dat de temperatuur onder de
dauwpunttemperatuur zakt en er condensvorming in de
kast optreedt. Gevolgschade door corrosie of elektri-
sche kortsluiting wordt zo voorkomen.
Rittal adviseert om vooraf een berekening te maken van
de benodigde verwarmingscapaciteit. De hieruit resulte-
rende verwarming moet dan in combinatie met een
hygrostaat of via een kastthermostaat worden toege-
past. Zorg dat de kastbinnentemperatuur niet onder de
-20 °C/-4 °F daalt, omdat de interne ventilator niet bij la-
gere temperaturen mag worden gebruikt. In deze situa-
tie verschijnt de fout "Buitentemperatuur buiten tempe-
ratuurbereik" op het display.
Rittal Koelaggregaat Blue e+ Outdoor