Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Resetten Van Het Toestel; Elektrische Installatie; Bedrading En Kabelaanleg - CALEFFI 579000 Gebruiks- En Onderhoudshandleiding

Zelfreinigend vuilafscheidingsfilter met magneet
Inhoudsopgave

Advertenties

9.3 Resetten van het toestel

Met de functie "Resetten van het toestel" kunnen alle werkende functies worden onderbroken en in de beginstand worden teruggezet. Daarmee
worden ook eventuele alarmen en storingen gewist.
1. Houd "OK" ingedrukt tot de configuratiemenu's worden geopend.
2. Druk bij het item "Forceren" op "OK".
3. Gebruik het pijltje omhoog om naar het item "1.8 Resetten van het toestel" te gaan en druk op "OK" (zie instructieblad H0005275).
4. Wijzig met de pijltjes "OFF" in "ON" en druk op "OK".
5. Wacht tot het toestel is gereset.

9.4 Elektrische installatie

De elektrische aansluitingen moeten overeenstemmen met de technische specificaties in deze handleiding. Daarbij moeten strikt de bijgevoegde
elektrische schema's worden gevolgd.
LET OP: gevaar voor elektrische schokken. Schakel de elektrische voeding uit, alvorens werkzaamheden uit te voeren. Het niet-
naleven van deze aanwijzingen kan letsel of schade veroorzaken. De installateur moet een elektrische leiding aanleggen die voorzien
is van een automatische differentiaalbeveiliging vóór de hoofdschakelaar van de machine en van een passende aardingsinstallatie die
geheel aan de normen voor ongevallenpreventie voldoet.
Het schakelbord zit in een kast van PA6G30 (30% met glasvezel versterkte polyamide) met IP 42. Sluit de voeding van 230 V aan op de daarvoor
bestemde connectors L – N en breng de aardverbinding tot stand met de voorbereide wartel. Sensoren en servomotoren worden in de fabriek van
bedrading voorzien en hoeven daarom niet te worden aangesloten.
Neem de aanwijzingen op het etiket in het toestel en de bijgevoegde schema's in acht: de aansluiting van bedradingen moet worden uitgevoerd door
gekwalificeerd technisch personeel dat daarbij volgens de geldende wet- en regelgeving te werk moet gaan.
De aansluiting van de bedradingen moet volgens de regels van goed vakmanschap door gekwalificeerd technisch personeel en
volgens de in het land van installatie geldende richtlijnen en wet- en regelgeving plaatsvinden.
Bij de aansluiting van de elektrische voeding van het toestel en van eventuele laagspanningscomponenten moet de geldende en
toepasselijke wet- en regelgeving in acht worden genomen. Daarbij moet gebruik worden gemaakt van kabels met een doorsnede en
isolatie die passen bij de installatieplaats en van geschikte kanalen of beschermingen.
IN1
ingang voor spanningsloos contact; Bij een gesloten contact kan het filter niet worden gereinigd
OUT1
uitgang relais N.O. Het contact sluit als het filter wordt gereinigd (max. 48 V (ac), 1 A)
ALARM
uitgang relais N.O. voor beheer alarmen (max. 48 V (ac), 1 A)
V3
uitgang voeding voor regeling motorisch aangedreven inlaatkogelafsluiter V3
G. OUT
uitgang voeding voor controle inspuitklep koud water op afvoer 5 (2 A), 250 V (ac) max.
V1
uitgang relais voeding voor regeling motorisch aangedreven inlaatkogelafsluiter V1
V2
uitgang relais voeding voor regeling elektromagnetische klep reiniging mondstukken V2
M1
uitgang relais voeding voor regeling motor M1
L – N – T
voeding 230 V (ac) 50/60 Hz
BUS
interface Modbus RTU 485 voor controle
S1
digitale ingang voor temperatuur- en druksensor S1
S2
digitale ingang voor temperatuur- en druksensor S2

9.5 Bedrading en kabelaanleg

Om toegang tot de centrale te krijgen, moet een platte schroevendraaier in de sleuven aan
de zijkanten worden gestoken, waarna hiermee lichte druk moet worden uitgeoefend om de
centrale te openen. Sluit de voeding van 230 V aan op de daarvoor bestemde connectors
L – N en breng de aardverbinding tot stand met de aanwezige wartel. Kabel H05VV-F
3G1,5 of een kabel met betere eigenschappen volgens de geldende wet- en regelgeving.
Buitendiameter van de wartel PG11: 5-9 mm. Sensoren en servomotoren worden in de
fabriek van bedrading voorzien en hoeven daarom niet te worden aangesloten. De isolatie
van de voedingskabel moet voldoen aan de normen die van toepassing zijn op de omgeving
(of de ruimte) waarin het toestel wordt geïnstalleerd.
Controleer voor de inbedrijfstelling of de aarding en de onderbrekings- en
beschermingssystemen naar behoren werken.
Raak tijdens de aansluiting van de voedingskabel en de andere kabels de
printplaat en de bijbehorende componenten niet aan. Voorkom dat krullen en
strengen ontstaan en houd de kabels zo kort mogelijk om te voorkomen dat
zij de plaat beschadigen.
L
N
N L
N L
230 V ˜
M1
V2
50 Hz
M1
serie 638
F6 = 2 A - 250 Vac
F7 = 315 mA - 250 Vac
15
V1
G. OUT
V3
serie 638
M1
V1
V3
230 V
˜
V2
50 Hz
μ
1 A
48 V
max
˜
ALARM OUT1
IN1
S1
SCH
S2

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave