11 Inwerkingstelling
Het toestel moet in werking worden gesteld door gekwalificeerd personeel, met inachtneming van de geldende wet- en regelgeving.
Controleer of de voedingsdruk van het koude water binnen de werkingslimieten van het toestel ligt.
Controleer of de temperatuur van het warme water in overeenstemming is met de geldende wet- en regelgeving.
Alle informatie over het beheer van de elektronische filterregelaar leest u in de programmeringshandleiding H0005275
Bij de eerste start moet een zorgvuldige analyse worden gemaakt om na te gaan of er geen sprake is van lekkages en de montage goed is uitgevoerd:
het vullen moet geleidelijk plaatsvinden om de lucht goed via het ontluchtingsventiel te kunnen laten ontsnappen.
Nadat de dichtingen zijn gecontroleerd, kan het toestel op de elektriciteit worden aangesloten. Zodra de stroomtoevoer is geopend, zal het systeem
een aantal controles uitvoeren, alvorens met de filtering te starten. Nadat de stroomtoevoer is geopend of een reset is uitgevoerd, zal het systeem
de in- en uitlaatafsluiters sluiten en de inlaatafsluiter weer openen nadat eventueel geladen is. Door deze stappen kan de hoeveelheid water van de
afgetapte installatie beperkt worden en kunnen de juiste bedrijfsomstandigheden voor het systeem tot stand worden gebracht.
Controleer of de druk van het waterleidingnet binnen het werkingsbereik van het filter ligt (minimaal 3 bar) om verzekerd te zijn van een efficiënte
reiniging van de filterschijven.
11.1 Vullen en hydraulische druktest
Let op! De centrale mag pas van stroom worden voorzien als dat wordt aangegeven.
1. Controleer of de inlaatafsluiter in de geopende stand staat en verplaats deze eventueel handmatig tot die in de volledig geopende stand staat.
2. Controleer of de uitlaatafsluiter in de gesloten stand staat en verplaats deze eventueel handmatig tot die in de volledig gesloten stand staat.
3. Controleer of de centrale niet van stroom wordt voorzien.
4. Controleer of de ontluchtingsdop geopend is.
5. Open langzaam de afsluiter vóór de inlaat van het toestel en zet het systeem onder druk.
6. Wacht tot het toestel is geladen.
7. Controleer op lekkages: in geval van lekkages of doorsijpelingen moet de afsluiter vóór het toestel gesloten worden en moeten de vastgestelde
problemen worden verholpen. Vervolgens moet gekwalificeerd personeel het toestel elektrisch aansluiten.
8. Als het toestel onder druk staat, moet de centrale van stroom worden voorzien. Indien dat al eerder was gebeurd of indien sprake was van een
alarmmelding, reset het toestel dan.
9. Na enkele seconden zal het gele lampje gaan branden om aan te geven dat het toestel een aantal handelingen aan het uitvoeren is (laden en
interne controles).
10. Wacht tot het gele lampje dooft. Intussen zijn de interne configuratiemenu's van het toestel gewoon toegankelijk om de datum en de tijd en het
uit te voeren type reiniging in te stellen.
11.2 Eerste start
Bij de eerste start van de filterinstallatie kan de functie "initiële reiniging" in het menu van de regelaar worden gekozen. Deze functie kan gebruikt
worden om de installatie te reinigen met de vloeistof uit de installatie zelf. Zo hoeven geen grote hoeveelheden vloeistof te worden geloosd en worden
gecompliceerde ontluchtingswerkzaamheden voorkomen. Bij het bereiken van het ingestelde verschil wordt onmiddellijk een reinigingscyclus gestart.
Het systeem verlaat de initiële reiniging op het moment dat de ingestelde tijd wordt bereikt of zodra DP lager is dan is ingesteld. Afhankelijk van het
type installatie kan het nodig zijn de by-pass-klep te sluiten.
Controleer of de debieten aansluiten bij de eigenschappen van het filter en bij de andere onderdelen van de installatie.
Stopzetten van de installatie
Alvorens de regelaar uit te schakelen, moet de te filteren vloeistofstroom worden onderbroken door de motorisch aangedreven
inlaatafsluiter (V1) te sluiten. Sluit de stroomtoevoer naar de regelaar af en sluit de inlaatafsluiter (V1) handmatig.
Langdurige stilstand van de installatie
Indien de installatie moet worden afgesloten, sluit dan de stroomtoevoer naar de regelaar af en sluit de inlaatafsluiter (V1) handmatig.
OPMERKING. Controleer om verzekerd te zijn van een goede filterwerking of de dop van het ontluchtingsventiel
voldoende is losgedraaid (1/2 slag vanuit de volledig gesloten stand).
Let op: het toestel voert in de fase van het vullen vanaf V2 aan het einde van de reiniging een
controle uit. Indien het ontluchtingskraantje gesloten is, zal een alarmmelding worden gegeven.
Het toestel controleert of het ontluchtingsventiel goed geopend is om te voorkomen dat lucht in
de installatie wordt gespoten na elke reiniging waarbij gevuld wordt met leidingwater.
19