5 Als de processor volledig in de socket is geplaatst, sluit u de klep van de processor.
6 Draai de ontgrendelhendel van de socket terug naar de socket en klik de ontgrendelhendel op zijn
plaats om de processor vast te zetten.
7 Plaats de luchtstroombehuizing van de processor terug (zie "De luchtstroomeenheid van de processor
plaatsen" op pagina 140).
8 Sluit de voedingskabels weer aan op de POWER1- en POWER2-connectoren (zie "Componenten
op moederbord" op pagina 97) op het moederbord.
9 Plaats de computerkap terug (zie "De computerkap terugplaatsen" op pagina 173).
KENNISGEVING:
Als u een netwerkkabel wilt aansluiten, sluit u de kabel eerst aan op de netwerkpoort
of het netwerkapparaat en sluit u de kabel vervolgens pas aan op de computer.
10 Sluit uw computer en apparaten aan op het lichtnet en zet ze vervolgens aan.
Ventilatoren
De kaartventilator verwijderen
1 Volg de procedures in "Voordat u begint" op pagina 93.
2 Verwijder de kap van de computer (zie "De computerkap verwijderen" op pagina 95).
3 Verwijder eventuele uitbreidingskaarten van volledige lengte (zie "PCI- en PCI Express-kaarten
verwijderen" op pagina 103).
4 Koppel de ventilatorkabel los van de FAN_CAGE-connector op het moederbord (zie "Componenten
op moederbord" op pagina 97).
5 Druk de twee lipjes op de bovenzijde van de ventilatorkooi omlaag en schuif de ventilatorkooi naar
achteren uit de kooibehuizing.
Onderdelen verwijderen en installeren
143