SNELHEIDSBEGRENZER
7
4
6
5
Bediening
(vervolg)
4 Inschakelen, in het geheugen opslaan en
verhogen van de ingestelde maximum-
snelheid (+).
5 Verlagen van de maximumsnelheid (-).
6 of, afhankelijk van het voertuig, 10
Uitschakelen van de functie (de inge-
stelde maximumsnelheid blijft in het ge-
heugen) (O).
7 Inschakelen met oproep van de inge-
stelde maximumsnelheid (R of, afhanke-
lijk van de auto, RES).
2.48
(2/5)
8
9
8 Herinnering van de opgeslagen maxi-
mumsnelheid en verhoging van de maxi-
mumsnelheid (RES/+).
9 Inschakelen, in geheugen opslaan en
verlagen van de maximumsnelheid
(SET/-).
10