SNELHEIDSREGELAAR
1
Uitschakelen van de functie
De werking van de snelheidsregelaar wordt
onderbroken als u op schakelaar 1 of, af-
hankelijk van het voertuig, op 2 of 3, drukt:
er is dan geen snelheid meer ingesteld. Het
doven van de groene lampjes
op het instrumentenpaneel bevestigt dat de
functie uitgeschakeld is.
(6/6)
en
Het onderbreken of uitschake-
len van de snelheidsregelaar
brengt geen snelle snelheids-
vermindering met zich mee: u
moet remmen door het rempedaal in te
drukken.
2
3
2.57