Ergonomie en comfort
Gedurende deze tijdsduur wordt de massage in 6
cycli van 10 minuten uitgevoerd (6 minuten massage
worden gevolgd door 4 minuten rust).
Na een uur wordt de functie uitgeschakeld, het
verklikkerlampje gaat dan uit.
Stoelverwarming
De functie werkt alleen als de motor draait en als de
buitentemperatuur lager dan 20 °C is.
► Druk op de toets voor uw stoel.
► Elke keer dat u op de toets drukt, wijzigt de
stand van de verwarming; het bijbehorende aantal
controlelampjes gaat branden.
► U kunt de verwarming uitschakelen door op de
toets te drukken totdat alle controlelampjes uit zijn.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij het
uitzetten van het contact.
Gebruik de functie niet als de stoel niet
wordt gebruikt.
Verlaag de verwarmingsstand zo snel mogelijk.
Als de stoel en het interieur een prettige
temperatuur hebben bereikt, schakel de functie
48
uit; als het stroomverbruik daalt, daalt ook het
energieverbruik.
Langdurig gebruik van de stoelverwarming
wordt afgeraden voor personen met een
gevoelige huid.
Personen die warmte niet goed kunnen voelen
door bijvoorbeeld ziekte of medicijnen, kunnen
brandwonden krijgen.
Voorkom als volgt schade aan het
verwarmingselement en kortsluiting:
– Plaats geen zware voorwerpen op de stoel.
– Ga niet op uw knieën op de stoel zitten of op
de stoel staan.
– Mors geen vloeistoffen op de stoel.
– Gebruik de stoelverwarming nooit als de stoel
vochtig is.
Het stuurwiel verstellen
► Trek aan de hendel om het stuurwiel te
ontgrendelen terwijl de auto stilstaat.
► Verstel het stuurwiel in hoogte en diepte voor een
optimale zithouding.
► Druk de hendel weer vast om het stuurwiel te
vergrendelen.
Deze afstellingen mogen om
veiligheidsredenen alleen worden
uitgevoerd als de auto stilstaat.
Verwarmd stuurwiel
(Afhankelijk van het land waar de auto is verkocht)
Bij lage temperaturen zorgt deze functie dat het
stuurwiel wordt verwarmd.
U kunt de functie activeren wanneer de
buitentemperatuur lager is dan 20 °C.
► Druk bij draaiende motor op deze toets om de
functie in of uit te schakelen (bevestigd door het
branden/doven van het controlelampje).
De functie wordt automatisch uitgeschakeld als de
motor wordt afgezet.