Aansluiting van de binnenunit
Aansluiting van het verwarmingssysteem
De pijpaansluitingen worden aan de onderzijde van
het apparaat gemaakt, met uitzondering van de vei-
ligheidsgroep.
•
Alle benodigde veiligheidsvoorzieningen en afsl-
uitkleppen moeten zo dicht mogelijk bij de SHB10
worden geïnstalleerd.
•
Indien nodig moeten er ontluchtingskleppen wor-
den gemonteerd.
•
De veiligheidsgroep van het verwarmingscircuit
moet op de aansluiting XL 11 worden geïnstal-
leerd. Om de vorming van luchtbellen te voorko-
men, moet de bypasspijp over de gehele lengte
van het veiligheidsklep schuin staan en tegen
mogelijke bevriezing worden beschermd.
•
Bij aansluiting op een systeem (waarbij alle radi-
atoren/vloerverwarmingscircuits voorzien zijn van
thermostatische kranen of magneetventielen)
moeten geschikte hydraulische oplossingen wor-
den gebruikt om het minimale ongestoorde de-
biet in het verwarmingssysteem te bereiken (bijv.
ontlastklep, hydraulische koppeling, parallelle
buffer of open verwarmingscircuits). Let erop dat
u altijd de minimaal vereiste systeemdoorstro-
ming en het minimaal vereiste volume aanhoudt -
zie hoofdstuk "Minimale systeemdoorstroming"
en "Buffervat" .
AANDACHT
Direct aan de leiding die koud water naar de tapwa-
tertank voert, moet een geschikte veiligheidsklep wor-
den geïnstalleerd, die de tank tegen overmatige druk
beschermt.
SHB10
Verwijderen van condensaat
De SHB10-unit wordt geleverd met een druppelslang
om het condensaat uit de lekbak aan de onderkant
van de SHB10 af te voeren. Sluit de slang aan op het
WM1-aansluitstuk. Dit zorgt ervoor dat al het con-
densaat van het apparaat wordt afgevoerd, waardoor
het risico op schade tot een minimum wordt beperkt.
Indien nodig kan de slang worden verlengd of ver-
vangt.
Aansluiting van koelmiddel circulatiepij-
pen (niet meegeleverd)
Tussen de AMS 10 buitenmodule en de SHB10 bin-
nenunit moeten koelmiddel circulatiepijpen worden
geïnstalleerd. De installatie moet worden uitgevoerd
in overeenstemming met de geldende normen en
richtlijnen.
Beperkingen
•
Maximale pijplengte aan beide zijden, L6, L8,
L12: 30 m.
•
Maximaal hoogteverschil (H): 7 m.
•
De aansluiting van de buitenunit op de binnenunit
moet ervoor zorgen dat het koelmiddel vrij kan
stromen.
AANDACHT
De buitenunit, in de fabriek gevuld met koudemid-
del, maakt het mogelijk om koelleidingen (maat L)
te gebruiken tussen de buitenunit en de binnenunit,
gemeten met een leidinglengte L=15m. De maximaal
toegestane lengte van de koelleidingen kan 30 meter
bedragen, maar hiervoor moet het koelmiddel aan het
systeem worden toegevoegd.
H
AMS 10
AMS 10
H
Voor het correct bijvullen van het koelmiddel, zie
hoofdstuk "Vullen van het systeem met koelmiddel".
HK 200S
SHB10
L
L
SHB10
HK 200S
Hoofdstuk 4 |
Pijpaansluitingen
13