Inhoudsopgave
Advertenties
Gebruiksaanwijzing AcQMap-beeldvormings- en mappingsysteem met hoge resolutie
54
9.1.1. — Oppervlak-ECG
Biopotentialen – oppervlak-ECG
In het scherm voor oppervlakte-ECG worden de ECG-oppervlakte-afleidingen I, II, III, aVR,
aVL, aVF, V1, V2, V3, V4, V5, V6 weergegeven. De signaalversterking kan worden bijgesteld met
de schuifregelaar aan de linkerzijde van het scherm. Signalen kunnen worden vernieuwd met de
knop Vernieuwen.
9.1.2. — AcQMap-katheter instellen
Biopotentialen – QMap-EGM
In het scherm QMap-EGM worden de 48 gemeten elektrogrammen van de AcQMap-katheter
weergegeven. Klik op [QMap-EGM] om het scherm AcQMap-EGM te openen.
Lokalisatie – QMap-loc.
In het scherm AcQMap-loc. wordt het lokalisatiesignaal weergegeven dat is geselecteerd in het
submenu voor lokalisatieweergave voor alle 48 elektroden van de AcQMap-katheter. De fase
van het lokalisatiesignaal moet nagenoeg constant zijn voor in-vivoaansluitingen. De omvang
van het lokalisatiesignaal moet stabiel zijn voor in-vivoaansluitingen met weinig modulatie
van hart- of ademhalingscycli. Klik op [QMap-loc.] om het scherm AcQMap-loc. te openen.
9.1.3. — EP-hulpkatheter instellen
Biopotentialen – Hulp-EGM
In het scherm Hulp-EGM worden de gemeten elektrogrammen uit de hulpkatheterkanalen
weergegeven, evenals de oppervlakte-elektrodesignalen. Klik op [Hulp-EGM] om het scherm
Hulp-EGM te openen.
Lokalisatie – Oppervlak en hulplokalisatie
In het scherm Opp.- en Hulploc. wordt het lokalisatiesignaal weergegeven dat in het submenu
Lokalisatieweergave is geselecteerd voor de oppervlakelektrodekanalen (bv. ECG) en voor alle
hulpkatheterkanalen. Klik op [Hulploc.] om het scherm Hulploc. te openen.
De oppervlakkanalen bevinden zich in de bovenste twee rijen op het scherm. De fase van het
lokalisatiesignaal moet nagenoeg constant zijn. De omvang van het lokalisatiesignaal moet stabiel
zijn met weinig modulatie van hart- of respiratiecycli.
De hulpkatheterkanalen bevinden zich tussen het eind van rij 2 tot en met rij 6. De fase van
het lokalisatiesignaal moet nagenoeg constant zijn voor in-vivoaansluitingen. De omvang
van het lokalisatiesignaal moet stabiel zijn voor in-vivoaansluitingen met weinig modulatie
van hart- of ademhalingscycli.
Advertenties
Inhoudsopgave
