4. Om een continue beademing na luchtwegmanagement uit te
voeren, kiest u het veld Continu.
Het apparaat gaat naar de RSI IPPV-modus.
Resultaat
De beademing wordt in de RSI-modus uitgevoerd.
4.8 Patiënt bewaken
Tijdens de beademing moet u de patiënt voortdurend bewaken.
Het beademingsverloop kunt u aan de hand van de manometer en
de getoonde meetwaarden op het display van het apparaat aflezen
(zie „3.3.2 Beademingsmodus", pagina
Alle weergegeven meetwaarden voor flow, tidaal volume of
minuutvolume hebben betrekking op de omgevingstemperatuur
en de omgevingsluchtdruk.
Hoge luchtwegweerstanden, bijv. ten gevolge van obstructies van
de luchtwegen of bij externe hartmassage, kunnen naargelang
beademingsmodus het adem-minuutvolume veranderen.
Bij vermindering van de compliance van de longen reageert het
apparaat met een verhoging van de beademingsdruk tot de
ingestelde drukgrens bij een constant beademingsvolume. Daarna
daalt het toegediende volume.
4 Voorbereiding en bediening
20).
MEDUMAT Standard
2
NL
59