5 Montage en inbedrijfstelling
!
KENNISGEVING
Storing door verkeerde inbedrij fstelling!
Inbedrij fstelling enkel in de aangegeven
volgorde uitvoeren.
Hierna volgen handelingen die noodzakelij k
zij n voor de montage, installatie en inbedrij f-
stelling van het magneetventiel en die in de
aangegeven volgorde uitgevoerd moeten
worden.
1. Beschermingskappen van de pneumati-
sche aansluitingen verwij deren.
2. Magneetventiel demonteren.
vanaf hoofdstuk 5.1
3. Pneumatische installatie uitvoeren.
vanaf hoofdstuk 5.2
4. Elektrische installatie uitvoeren.
vanaf hoofdstuk 5.3
EB 3967 NL
Montage en inbedrij fstelling
5.1 Montage
!
WAARSCHUWING
Gevaar voor letsels door barsten van de on-
derdelen en naar buiten spatten van door-
stromend medium onder hoge druk!
Installatieonderdeel vóór montage drukloos
maken.
De inbouwpositie van de apparaten is naar
eigen goeddunken. Voor de inbouw geldt:
Magneetventiel dusdanig inbouwen dat
de kabelwartel M16 x 1,5 verticaal naar
beneden wij st (is dat niet mogelij k, dan
horizontaal monteren).
Bij de montage erop letten dat boven het
behuizingsdeksel een vrij e ruimte van ≥
200 mm blij ft.
5.1.1
Directe montage aan
aandrij ving type 3277
Voor aandrij vingen van type 3277 met een
membraanoppervlak van 175 tot 750 cm² of
magneetventielinterfaces conform VDI/
VDE 3847. Vereiste aanbouwdelen en ac-
cessoires: cf. hoofdstuk 3.1 'Directe montage
aan aandrij ving type 3277'.
1. Aansluitingen 1 en 9 aan het apparaat
afsluiten met een draadnippel van gele-
geerd staal.
2. Aansluitplaat demonteren en keerafdich-
ting met de neus op aansluiting 9 draaien
en de aansluitplaat opnieuw monteren.
Indien het magneetventiel voorafgaandelij k
geconfi gureerd is voor directe montage op
27