Wilo RainSystem AF400
4.2.4 Functies van het toestel in het besturingsgedeelte van de drukverhogings-
pompen
Interne elektronische motorbeveiliging: Om overbelasting van de motor te
voorkomen, moet de overstroomafschakelspoel op de potentiometer P1 (fig. 5, P1,
P2) ingesteld worden op de nominale stroom van de motor volgens het typeplaatje
van elke motor. De WSK-klemmen moeten overbrugd worden.
Externe
wikkelingsveiligheidscontact (WSK) of motorbeveiliging met thermistor (PTC)
beveiligd worden, wordt de WSK of PTC voor elke motor op de klemmen
aangesloten en wordt de potentiometer (fig. 5, P1, P2) op de maximumwaarde
(rechter aanslag) ingesteld.
Nalooptijd: De nalooptijd voor de basislastpomp wordt via de potentiometer
(fig. 5, P8) tussen 0 en 2 min ingesteld. Deze tijd begint wanneer de 1
start.
Droogloopbeveiliging: Als droogloopbeveiliging bevat de opslagtank de niveau-
sensor met het schakelniveau S0 die de pompen na elkaar uitschakelt, wanneer
men onder het minimale waterniveau gaat. Automatische bevestiging wanneer het
watergebrek verholpen is.
Vertraging WM: Het uitschakelen van de pomp nadat de droogloopbeveiliging
geactiveerd werd en het opnieuw inschakelen nadat het storingssignaal
teruggesteld werd, kunnen vertraagd worden. De vertragingstijd kan via de
potentiometer
vertraging moet in de schakelkast op de minimumwaarde (linker aanslag) ingesteld
worden.
Vertraging in- en uitschakeling pieklast: De inschakeling van pieklastpompen
wordt vertraagd met ongeveer 4 s en de uitschakeling met ongeveer 8 s. Deze
tijden zijn vooraf geprogrammeerd en kunnen niet gewijzigd worden.
Storingsomschakeling: Indien een pomp ten gevolge van een storing uitvalt,
neemt de andere pomp automatisch haar functies over.
Pompwisseling: Indien dezelfde pomp altijd de rol van basislastpomp op zich zou
nemen, dan zou ze zwaarder belast zijn dan de pieklastpomp. Om de looptijden
gelijkmatig te verdelen en zo een vroegtijdig defect van één van de pompen te
vermijden, werd de functie "pompwisseling" voorzien, d.w.z. telkens wanneer het
systeem opstart, neemt de volgende pomp de basislastfunctie op zich.
Pompwisseling vindt ook ongeveer om de 6 uur plaats, wanneer één of meerdere
pompen constant lopen.
Testloop: Bij de instelling "testloop" werkt een pomp in elk geval gedurende
ongeveer 15 s na een stilstand van ongeveer 6 h. De testloopintervallen zijn vooraf
geprogrammeerd en worden niet beïnvloed door de looptijden van de pompen of
de melding van een watergebrek of sensordefect. Door de haakschakelaar S 2
(fig. 5) te sluiten, vindt er geen testloop plaats.
WILO
AG
• Nortkirchenstraße 100 • D-44263 Dortmund • Tel. (0231) 41 02-0 • Telex 8 22 697 • Telefax 41 02-3 63
motorbeveiliging
(fig. 5, P9) tussen 2 sec en 2 min ingesteld worden. Deze
WSK/PTC:
Indien
9
de
motoren
door
een
ste
pomp