Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Aaneengeschakelde Werking (Iie Periode); Vervangende Werking; Werkingsperiodes - Activering Van De Integratieweerstanden En Van De; Systeemwatersensor Niet Ingeschakeld) - MAXA i-32V504 Handleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor i-32V504:
Inhoudsopgave

Advertenties

Regelaar voor de i-32V5
In deze werkingsperiode wordt eerst de warmtepomp geactiveerd en na r12 minuten worden de hulpverwarmingselementen aan
systeemzijde geactiveerd of na r16 minuten worden de hulpverwarmingselementen aan sanitairzijde geactiveerd.
De prioriteiten van interventie worden gedefinieerd door de parameters r14, r20, r23, r24.
De werking wordt weer normaal als de buitentemperatuur hoger is dan r22+1,0 (°C).
OPMERKING: In de aaneengeschakelde werkingsperiode wordt de ketel thermogeregeld door de externe systeemwatersensor
(indien actief); met name, als de gemeten temperatuur door de externe sensor lager is dan het setpoint Hea, dan wordt de ketel
geactiveerd, om vervolgens uit te schakelen wanneer de gemeten temperatuur door de externe sensor hoger is dan het setpoint
Hea. De warmtepomp volgt de activeringslogica beschreven in de paragraaf 10.5.
Als de externe sensor systeemwater niet actief is, dan wordt de ketel beheerd door de aanvoersensor van de warmtepomp.
10.10.3

AANEENGESCHAKELDE WERKING (IIe PERIODE)

Als de buitentemperatuur tussen r28 en r08 ligt, dan is de werking van de compressor in synergie met de hulpverwarmingselementen.
In deze werkingsperiode wordt eerst de ketel geactiveerd en vervolgens de warmtepomp en na enige tijd bepaald door r12
(minuten) voor systeemzijde en r16 (minuten) voor sanitairzijde de hulpverwarmingselementen
De prioriteiten van interventie worden gedefinieerd door de parameters r14, r20, r23, r24.
De werking wordt weer normaal als de temperatuur boven r28+1,0 (°C) stijgt.
Opmerking: In de aaneengeschakelde werkingsperiode wordt de ketel thermogeregeld door de externe systeemwatersensor
(indien actief); met name, als de gemeten temperatuur door de externe sensor lager is dan het setpoint Hea, dan wordt de ketel
geactiveerd, om vervolgens uit te schakelen wanneer de gemeten temperatuur door de externe sensor hoger is dan het setpoint
Hea. De warmtepomp volgt de activeringslogica beschreven in de paragraaf 10.5.
Als de externe sensor systeemwater niet actief is, dan wordt de ketel beheerd door de aanvoersensor van de warmtepomp.
10.10.4

VERVANGENDE WERKING

Als de buitentemperatuur onder r08 daalt, dan wordt het gebruik van de compressor van de warmtepomp geblokkeerd.
−Als het hulpsysteem uit systeem- en/of sanitaire weerstanden bestaat, dan zijn deze actief ter vervanging van de compressor met
vastgestelde tijden, r12 (minuten) voor systeemzijde en r16 (minuten) voor sanitairzijde.
In de periode van vervangende werking, is het echter niet nodig de integraties in te schakelen met r10 of r15 omdat de
weerstanden moeten werken ter vervanging van (en niet geïntegreerd met) de warmtepomp (het is dus voldoende het type
gebruik te selecteren uit parameter r24).
−Als het hulpsysteem een ketel is met autonome circulatiepomp (r32 = 1 of 3).
De circulatiepomp van de warmtepomp is uit, na P01 (standaard 30 seconden) wordt de ketel ingeschakeld.
OPMERKING: In het geval van antivriesbescherming waterzijde, wordt de pomp hoe dan ook geactiveerd (of geactiveerd gehouden).
−Als het vervangende hulpsysteem een ketel is met autonome thermoregeling (r32 = 2 of 3).
De ketel wordt onafhankelijk van de thermoregeling van de warmtepomp ingeschakeld.
−Als het vervangende hulpsysteem een ketel is zonder circulatiepomp (r32 = 0 of 2).
De circulatiepomp van de warmtepomp is actief wanneer de ketel wordt ingeschakeld.
De compressor wordt weer ingeschakeld als de temperatuur boven r08+ r09 (°C) (standaard r09=1,0 °C) stijgt.
10.11 WERKINGSPERIODES - ACTIVERING VAN DE INTEGRATIEWEERSTANDEN EN VAN DE (externe

systeemwatersensor niet ingeschakeld)

De mogelijke configuraties van de parameters met betrekking tot de integraties staan genoemd in de onderstaande tabellen 1,2,3
en 4, onderverdeeld per werkingsperiode (in de kolommen "STATUS" en parameters "rxx" staan de bedrijfsmodi en de mogelijke
waarden van de parameters aangeduid voor een gegeven interventievolgorde van de integraties in een bepaalde machinewerking;
er kunnen meer statussen en parameterwaarden als alternatief worden geselecteerd en zijn daarom in een zelfde cel vermeld
gescheiden door het teken "/").
TABEL 1. NORMALE WERKING IN WARMTEPOMP
VOLGORDE INTEGRATIES (Bij
NR.
niet
voldaan
setpoint
machine in alarmblokkering)
1
1) Integratieweerstand systeem
2
1) Ketel
1) Integratieweerstand systeem
3
Omkeerbare luchtgecondenseerde waterkoelers en warmtepompen
en
STATUS
VERWARMEN /
VERWARMEN+SAN
VERWARMEN /
VERWARMEN+SAN
VERWARMEN /
WERKING
r10
r15
VERWARMEN
1
0/1/2
VERWARMEN
0/1
0/1/2
VERWARMEN
1
0/1/2
24
r12
r16
r23
/
/
0/2/5
/
/
1/3/4/6
Minuten
/
1/3
r24
1/3
0/2
1/3

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave