3.2
!
3.3
3.4
3.4.1
20
Bescherming
Om beschadiging tijdens transport te voorkomen, is de waaier vastgezet met
een flens op de zuigflens. Verwijder deze flens, alvorens de zuigleiding aan te
sluiten. Controleer of de pompas met de hand kan worden gedraaid. Bewaar
de flens voor later uit te voeren transport, controle of
reparatiewerkzaamheden.
Om corrosie te voorkomen, is de pomp voor het verlaten van de fabriek geconserveerd.
Verwijder eventueel aanwezige conserveringsmiddelen en spoel de pomp door met heet
water voordat de pomp in gebruik wordt gesteld.
Omgeving
• De fundatie moet hard, vlak en waterpas zijn.
• De ruimte waarin de pompunit geplaatst wordt, moet voldoende geventileerd worden.
Een te hoge omgevingstemperatuur en luchtvochtigheid, en een stoffige omgeving
kan de werking van de motor nadelig beïnvloeden.
• De ruimte rondom de pompunit moet voldoende zijn om de pomp te kunnen bedienen
en eventueel te repareren.
• Achter de koelluchtinlaat van de motor moet zich een vrije ruimte bevinden, gelijk aan
minimaal ¼ van de elektromotordiameter, om een onbelemmerde luchttoevoer te
waarborgen.
• Indien de pomp is voorzien van een isolatie, speciale aandacht moet worden besteed
aan de temperatuurgrenzen van asafdichting en lagering.
Opstellen
Zorg er voor dat de motor niet gestart kan worden als er bij het installeren
aan de pomp gewerkt moet worden en de draaiende delen onvoldoende zijn
afgeschermd!
Plaatsen van een pompunit
Bij levering als pompunit zijn pomp- en motoras zuiver in elkaars verlengde afgesteld in
de fabriek.
1 Stel bij vaste opstelling de fundatieplaat waterpas op het fundament af met behulp
van vulplaatjes.
2 Haal vervolgens de moeren van de fundatiebouten voorzichtig aan.
3 Controleer daarna de uitlijning van pomp- en motoras en lijn deze indien nodig
opnieuw uit, zie paragraaf 3.4.3 "Uitlijnen van de koppeling".
Installatie
CM/NL (1707) 5.6