2.2
Op de dieplader rijden
Ervoor zorgen dat er zich geen personen in de gevarenzone bevinden bij het laden.
- Op de werksnelheid (schildpad) en
met een laag motortoerental op de
dieplader rijden.
- De balk omlaag zetten op de diepla-
der, er kanthouten onder leggen.
- De machine uitschakelen.
- De kap over het bedieningspaneel
plaatsen en borgen.
- Eventueel het cabinedak omlaag klap-
pen:
- Vergrendelbouten (8) aan beide zij-
den van de ophanging losmaken en
het dak omlaag klappen. In de om-
laag-stand weer borgen met de bou-
ten (8).
$
Niet met de vingers in de scharnieren
grijpen! Beknellingsgevaar!
- Voor lange ritten de overkapping
verwijderen.
- Machine bevestigen op de dieplader:
- Uitsluitend geschikte en goedgekeurde aanslagmiddelen gebruiken.
- De vier bevestigingspunten (13, 14)
gebruiken.
- De uitlaatverlengpijp laten afkoelen,
verwijderen en opbergen.
2.3
Na het transport
- Aanslagmiddelen verwijderen.
- Eventueel het cabinedak omhoog klappen:
- Vergrendelbouten openen, cabinedak omhoog zetten en weer vergrendelen.
- Eventueel verwijderde overkapping weer omhoog trekken.
- De balk omhoogzetten in de transportstand en vergrendelen.
- Motor starten en met een laag motortoerental/lage snelheid van de dieplader rijden.
- De machine op een veilige plaats zetten, de balk omlaagzetten en de motor uitzet-
ten.
- De sleutel uit het contact trekken en/of het bedieningspaneel afdekken met de kap
en beveiligen.
F0170_A1.TIF
Dachverrieg.jpg
13
F_6W.tif
8
14
C 3