BIJLAGE G. Begrippenlijst
BIJLAGE G. Begrippenlijst
Afbreekperiode: Als een alarm afgaat wordt eerst gedurende een beperkte periode de interne zoemer geactiveerd die
als afbreekperiode door de monteur is ingesteld. Als u per ongeluk een alarm doet afgaan, kunt u het systeem binnen
de afbreekperiode uitschakelen, voor de sirenes beginnen te werken en het alarm aan de responders op afstand wordt
gemeld.
Alarm: Er zijn 2 soorten alarmen:
Luid alarm – de interne en externe sirenes klinken constant en de centrale meldt het event telefonisch.
Stil alarm – de sirenes klinken niet, maar het controlepaneel meldt de gebeurtenis wel telefonisch.
Een alarm wordt veroorzaakt door:
• Een beweging die door een bewegingsmelder is gedetecteerd (wanneer het systeem is ingeschakeld)
• Een statusverandering die door een magneetcontact is gedetecteerd – een gesloten raam of deur wordt geopend
• Detectie van rook door een rookmelder, detectie van gas door een gasmelder en de detectie van overstromingen
door een overstromingsmelder (in om het even welke status)
• Er is sabotage aan één van de melders
• Tegelijkertijd op twee noodtoetsen te drukken (paniek)
Inschakelen: Het alarmsysteem inschakelen is een actie waarbij een alarm afgaat als een zone wordt "gestoord" door
een beweging of bij het openen van een deur of raam. De centrale kan worden ingeschakeld in verschillende modi (zie
INGESCHAKELD, DEEL, ONMIDDELLIJK en KINDZENDER).
Toegewezen: Heeft betrekking op zones.
Geassocieerd: Heeft betrekking op apparaten.
GEHEEL: Wordt gebruikt wanneer het bewaakte pand volledig verlaten is. Alle zones, zowel binnenshuis als omtrek,
zijn beveiligd.
Deurbelzones: Hiermee kunt u activiteiten in het beveiligde gebied nagaan als het alarmsysteem in de uitgeschakelde
status is. Als een deurbelzone wordt "verstoord" geeft de zoemer twee pieptonen. De zoemer gaat niet af als de zone
weer vrij komt (terug naar de normale status). Bewoners kunnen deze functie gebruiken om bezoekers aan te kondigen
of om op kinderen te letten. Bedrijven kunnen deze optie gebruiken als klanten het bedrijf binnenkomen of als
personeel beperkte gebieden betreden.
Opmerking: Uw monteur zal nooit een 24-uurszone of een brandzone als belzone instellen, daar beide zonetypes een
alarm doen afgaan als het systeem in de uitgeschakelde status is.
Hoewel er meerdere zones als deurbel zones zijn ingesteld, kunt u de deurbel functie ook inschakelen of uitschakelen.
Communicators: Heeft betrekking op communicatiekanaal, bijvoorbeeld GSM.
Centrale (bedieningspaneel): De centrale is een elektronische schakelkast met het elektronische circuit en de
microprocessor die het alarmsysteem aansturen. Ze verzamelt informatie van verschillende sensoren, verwerkt deze
en zal op verschillende manieren hierop reageren. Ze bevat ook de gebruikersinterface – bedieningstoetsen, het
numerieke toetsenbord, het scherm, de sounder en de speaker.
Standaardinstellingen: Instellingen die van toepassing zijn voor een bepaalde groep apparaten.
Detector: Het apparaat dat een alarm verstuurt, dat communiceert met het systeem (bijv. Next PG2 is een
bewegingsmelder, SMD-426 PG2 is een rookmelder).
Uitschakelen: Het tegenovergestelde van inschakelen – een actie waarbij het bedieningspaneel naar de normale
stand-by status wordt hersteld. In deze status doen alleen brand en 24-uur zones een alarm afgaan als ze worden
verstoord, een "paniekalarm" kan ook afgaan.
Verstoorde zone: Een zone die in staat van alarm is (dit kan zijn veroorzaakt door een open venster of door een
beweging in het bereik van een bewegingsdetector). Een verstoorde zone wordt als "niet veilig" beschouwd.
Geforceerde inschakeling: Als één van de systeemzones is verstoord (open), kan het alarmsysteem niet worden
ingeschakeld. Een manier om dit probleem op te lossen is de oorzaak van de zonestoring te vinden en te verwijderen
(deuren en ramen sluiten). Een andere manier om dit op te lossen is een geforceerde inschakeling- een
automatische deactivering van zones die nog steeds verstoord zijn wanneer de uitloopvertraging afgelopen is.
Overbrugde zones zullen niet beveiligd zijn tijdens de inschakelperiode. Zelfs als zij zijn hersteld naar normaal
(gesloten), overbrugde zones blijven onbeveiligd totdat systeem is uitgeschakeld.
Toestemming voor "geforceerd aan" wordt door de installateur ingevoerd of geweigerd wanneer hij het systeem
programmeert.
THUIS (DEEL): Deze alarmsituatie wordt gebruikt als de bewoners in het beveiligde pand zijn. Een klassiek voorbeeld
is bv. wanneer de familie zich klaarmaakt om te gaan slapen. Met de DEEL inschakeling zijn omtrekzones beveiligd
maar de binnenshuiszones niet. Hierdoor worden bewegingen in de binnenshuis zones door het controlepaneel
genegeerd, maar de verstoring van een omtrekzone zal alarm slaan.
Onmiddellijk: U kunt het systeem programmeren op INGESCHAKELD-ONMIDDELLIJK of DEEL-ONMIDDELLIJK,
hierdoor annuleert u de inloopvertraging voor alle vertragingzones tijdens één inschakelingperiode.
U kunt bijvoorbeeld de centrale in de THUIS-VERSNELD modus inschakelen en in het beveiligde gebied blijven. Alleen
de omtrek beveiliging is actief en als u niet verwacht dat iemand onverwachts binnenkomt terwijl het systeem is
geactiveerd, is alarmering bij binnenkomst door de voordeur een goede beveiliging.
113
D-306908 PowerMaster-10/30 G2 Installatiehandleiding