FUNCTIES EN BEDIENINGSELEMENTEN
Als de buitenboordmotor in de achteruit wordt bediend, moet de opklaphendel omhoog staan. Dit is de
vergrendelde stand, die voorkomt dat de buitenboordmotor uit het water draait.
a
b
BUITENBOORDMOTOR NAAR HOOGSTE STAND OPKLAPPEN
1.
Zet de motor af.
2.
Schakel de buitenboordmotor in de vooruitversnelling.
3.
Zet de opklaphendel in de ontgrendelde stand.
4.
Pak de handgreep aan de motorkap beet en klap de buitenboordmotor volledig omhoog tot hij wordt
vergrendeld.
BUITENBOORDMOTOR IN BEDRIJFSSTAND NEERLATEN
Zet de opklaphendel in de stand vergrendelde opklaphendel opheffen. Zet de buitenboordmotor iets omhoog,
zodat hij uit de vergrendelingsstand komt, en laat hem vervolgens voorzichtig zakken.
GEBRUIK IN ONDIEP WATER
BELANGRIJK: Het motortoerental moet op stationair en in zijn vooruit zijn geschakeld voordat de
buitenboordmotor naar de ondiepwaterstand wordt geklapt.
BELANGRIJK: In de ondiepwaterstand mag de buitenboordmotor niet in de achteruitversnelling worden
gebruikt. Laat de buitenboordmotor met laag toerental draaien en houd de koelwaterinlaat onder water.
Met de ondiepwaterstand op de buitenboordmotor kunt u de buitenboordmotor in een hogere opklaphoek
zetten om te voorkomen dat hij de bodem raakt.
1.
Verlaag het motortoerental tot stationair.
2.
Schakel de buitenboordmotor in vooruit.
3.
Zet de opklaphendel in de ontgrendelde stand.
a -
Vergrendelde stand voor achteruit varen en stand opklapont‐
grendeling
b -
Ontgrendelde stand
15920
36
32150
nld