A Een beeldstijl aanpassenN
U kunt de beeldstijl naar wens aanpassen door afzonderlijke
parameters te wijzigen, bijvoorbeeld [Scherpte] en [Contrast]. Maak
proefopnamen om het resultaat te bekijken. Zie pagina 131 voor het
aanpassen van [Monochroom].
Selecteer [Beeldstijl].
1
Selecteer op het tabblad [z4] de
optie [Beeldstijl] en druk vervolgens
op <0>.
Het keuzescherm voor beeldstijlen
wordt weergegeven.
Selecteer een beeldstijl.
2
Selecteer een beeldstijl en druk
vervolgens op <B>.
Selecteer een parameter.
3
Selecteer een parameter,
bijvoorbeeld [Scherpte], en druk
vervolgens op <0>.
Stel de parameter in.
4
Druk op de knop <U> om de
parameter naar wens aan te passen
en druk vervolgens op <0>.
129