8: Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstelling
Wanneer u opnamen maakt met het middenbereik (brandpuntsafstand) van
een zoomlens, wordt het scherpstelpunt bij automatische scherpstelling
gecorrigeerd ten opzichte van de aanpassingen die zijn gemaakt voor de
groothoek- en telestand. Zelfs wanneer alleen de groothoek- of telestand is
aangepast, wordt automatisch een correctie doorgevoerd voor het
middenbereik.
Alle AF-fijnafstellingen ongedaan maken
Wanneer [
Wis alle] onder in het scherm wordt weergegeven en u op
de knop <L> drukt, worden alle aanpassingen gewist voor [1: Alles
even veel] en [2: Per lens afstellen].
Opmerkingen bij AF-fijnafstelling
Het scherpstelpunt bij automatische scherpstelling kan enigszins
afwijken afhankelijk van de onderwerpomstandigheden, de helderheid,
de zoompositie en andere opnameomstandigheden. Daarom kan het
voorkomen dat de camera nog niet op de gewenste positie scherpstelt,
zelfs wanneer u AF-fijnafstelling gebruikt.
Als u alle Persoonlijke voorkeuze-instellingen (pag. 362) wist, blijft de
AF-fijnafstelling toch behouden. De instelling wordt dan echter
[0: Uitschakelen].
Het is het beste om de aanpassing uit te voeren op de plaats van
opname. Dat komt de precisie van de aanpassing ten goede.
Het is aan te bevelen om bij het fijnafstellen van de AF een statief te
gebruiken.
Voor het controleren van het resultaat van de aanpassing, wordt
fotograferen met opnamekwaliteit 73 aangeraden.
Hoe groot de aanpassing is die met één stap wordt bereikt, is afhankelijk
van het maximale diafragma van het objectief. Blijf herhaaldelijk
aanpassen, fotograferen en de scherpstelling controleren om het
scherpstelpunt van de AF verder aan te passen.
De AF-fijnafstelling wordt niet toegepast op u+ volgen, FlexiZone - Multi
en FlexiZone - Single tijdens Live view-opnamen en movie-opnamen.
382