Belichtingscompensatie instellenN
Belichtingscompensatie wordt gebruikt om de standaardbelichting die door de camera
is ingesteld lichter (langere belichting) of donkerder (kortere belichting) te maken.
Belichtingscompensatie kan worden ingesteld in de opnamemodi d/s/f. De
belichtingscompensatie kan worden ingesteld op ±5 stops met tussenstappen van 1/
3 stop. De belichtingscompensatie-indicator in de zoeker en op het LCD-paneel kan
de instelling echter alleen tot ±3 stops weergeven. Als u de belichtingscompensatie
op meer dan ±3 stops wilt instellen, gebruikt u Quick Control (pag. 50) of volgt u de
aanwijzingen voor [z3: Bel.comp./AEB] op de volgende pagina.
Langere belichting voor een
lichtere opname
Kortere belichting voor een
donkerdere opname
Wanneer [z3: Auto Lighting Optimizer/z3Auto optimalisatie
helderheid] (pag. 140) is ingesteld op iets anders dan [Deactiveren], kan
de opname nog steeds licht zijn, zelfs als er een kleinere
belichtingscompensatie is ingesteld.
De waarde voor de belichtingscompensatie blijft van toepassing, zelfs
nadat u de aan-uitschakelaar op <2> hebt gezet.
Nadat u de waarde voor de belichtingscompensatie hebt ingesteld, kunt
u de schakelaar <R> omhoog zetten om te voorkomen dat de
waarde voor de belichtingscompensatie per ongeluk wordt gewijzigd.
Indien de waarde voor belichtingscompensatie hoger is dan ±3 stops, wordt bij het
uiteinde van de indicator voor het belichtingsniveau <I> of <J> weergegeven.
Controleer de indicator voor het
1
belichtingsniveau.
Druk de ontspanknop half in (0) en
controleer de belichtingsniveau-indicator.
Stel de waarde voor de
2
belichtingscompensatie in.
Draai aan het instelwiel <5> terwijl u
in de zoeker of op het LCD-paneel kijkt.
Indien de belichtingscompensatie niet kan worden
ingesteld, zet u de schakelaar <R>
omlaag en draait u aan het instelwiel <5>.
Maak de opname.
3
Om de belichtingscompensatie te
annuleren, stelt u deze weer in op
<E>.
167