1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak
en zet het wiel zo, dat de controle-/aftapplug
(Figuur 74) in de laagste stand staat.
Figuur 74
1. Controleer/aftapplug (laagste stand)
2. Plaats een opvangbak onder de naaf, verwijder de
plug en laat de olie in de bak lopen.
3. Plaats een opvangbak onder de remkast aan de
andere kant van het wiel (Figuur 73).
4. Verwijder de plug uit de onderkant van de remkast
en laat de olie in de bak lopen.
5. Als alle olie is afgetapt, plaatst u de plug weer in de
remkast.
6. Giet ongeveer 0,5 liter hoogwaardige SAE
85W-140 tandwielolie in de remkast en de
planeetwielaandrijving (met de controleplug op 3
uur of 9 uur) tot het peil zich binnen 3 mm van de
controleplug bevindt. Plaats de pluggen.
7. Herhaal dit aan de andere kant.
Toespoor achterwiel
controleren
Onderhoudsinterval: Om de 1000
bedrijfsuren—Controleer het
toespoor van het achterwiel.
Om de 1000 bedrijfsuren of jaarlijks moet het toespoor
van de achterwielen worden gecontroleerd.
1. Meet de afstand hart-op-hart van het toespoor
(ter hoogte van de assen) aan de voorzijde en de
achterzijde van de stuurwielen (Figuur 75). De
afstand aan de voorzijde moet 3 mm korter zijn dan
de afmeting achter de wielen.
1. Midden naar midden
afstand
2. Draai de klemmen aan beide uiteinden van de
spoorstangen los om ze af te kunnen stellen
(Figuur 75).
3. Draai het uiteinde van de spoorstang om de voorzijde
van het wiel naar binnen of naar buiten te draaien.
4. Draai de klemmen van de spoorstangen weer vast
als de afstelling correct is.
57
Figuur 75
2. Klem van de trekstang