Zet de linker voorstoel in de achterste stand.
Schuif de bestuurdersstoel zo ver mogelijk
naar achteren.
Til het onder de stoel in de vloerbekleding
uitgesneden gedeelte B op.
Maak het deksel C van de opening D open
met behulp van de slinger (die zich in de
bagageruimte bevindt).
Plaats de slinger in de opening D.
Draai de slinger meerdere tientallen
omwentelingen met de wijzers van de
klok mee.
Vanwege de veiligheid moet u zo lang
aan de slinger te draaien tot u niet verder
kunt. Nu is de handrem ontgrendeld.
Verwijder de slinger en berg deze op.
De werking van de handrem wordt weer
geactiveerd als u het contact af- en weer
aanzet. Als het activeren van de handrem
niet mogelijk is, raadpleeg dan het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Het kan de keer erna langer dan normaal
duren voor de handrem is aangetrokken.
Neem in verband met de veiligheid
na deze handeling altijd en zo snel
mogelijk contact op met het CITROËN-
netwerk om het deksel te laten
vervangen.
De auto kan wegrollen nadat de
mechanische noodontgrendeling is
uitgevoerd. Als dit gereedschap is
aangebracht, kan de handrem niet meer
worden aangetrokken.
De hendel A mag niet worden bediend
en de motor mag niet worden uitgezet of
gestart als het ontgrendelgereedschap
aangebracht is. Houd de opening vrij
van stof en vocht.
Om de elektrisch bediende handrem
weer te activeren (na het oplossen
van de storing of als de accu op
spanning of vervangen is) dient u de
hendel A aangetrokken te houden tot
het controlelampje van de handrem
op het instrumentenpaneel knippert.
Houd de hendel vervolgens nogmaals
aangetrokken tot het controlelampje
permanent brandt.
Rijden