Instelling van de witbalans
160
Past de kleur van een beeld aan gebaseerd op het omgevingslicht zodat
witte voorwerpen wit lijken.
Onderdeel
Auto
F
Daglicht
G
Schaduw
H
Bewolkt
^
5
Fluorescerend
J
Licht
Lamplicht
I
Flitser
L
*2
f
Manueel 1-3
K
K
Kleurtemperatuur
Instelling
De witbalans automatisch
aanpassen. (standaardinstelling)
Voor het maken van opnamen bij
zonlicht.
Voor het maken van opnamen in
de schaduw. Hierdoor worden
blauwe kleurzwemen in een
opname verminderd.
Voor het maken van opnamen op
bewolkte dagen.
Voor het maken van opnamen
met fluorescerend licht. Selecteer
het type fluorescerend licht.
D Neonlicht - Daglicht kleuren
N Neonlicht - Daglicht wit
W Neonlicht - Koel wit
L
Neonlicht - Warm wit
Voor het maken van opnamen bij
lampen of ander kunstlicht.
Hierdoor worden rode
kleurzwemen in een opname
verminderd.
Voor het maken van opnamen
met de ingebouwde flitser.
Bij deze instelling handhaaft en
versterkt u de kleurtoon van de
lichtbron op de opname.
Gebruik deze instelling voor het
bij opnamen handmatig
aanpassen van de witbalans aan
het licht. Er kunnen tot drie
instellingen opgeslagen worden.
Gebruik dit voor het instellen van
de waarde van de
kleurtemperatuur.
*1
Kleurtemperatuur
Ca. 4000 tot 8000K
Ca. 5200K
Ca. 8.000K
Ca. 6.000K
Ca. 6.500K
Ca. 5.000K
Ca. 4.200K
Ca. 3.000K
Ca. 2.850K
Ca. 5.400K
—
—
—