4-2 Installatie van de unit
• Zorg ervoor dat het apparaat geïnstalleerd wordt op een vol-
doende stabiele en stevige ondergrond om trillingen en lawaai te
voorkomen.
• Maak het apparaat aan zijn ondergrond vast met behulp van de
funderingsbouten. (Gebruik vier in de handel verkrijgbare funde-
ringsbouten, moeren en onderlegringen van het type M8.)
• De funderingsbouten moeten 20 mm ingesto-
ken worden.
Voor koelkast
680
650
Afmeting van boostereenheid
en funderingsboutpositie
Opemerking
• Bij installatie op een dak, er op letten dat het dak stevig genoeg is en
ervoor zorgen dat alle werkzaamheden waterdicht worden uitgevoerd.
• Zorg voor een goede afvoer van het gedeelte rondom het appa-
raat door afvoergoten aan te brengen rondom de fundering.
Soms wordt er door de boostereenheid tijdens het functioneren
afvoerwater naar buiten afgevoerd.
• Als de boostereenheid in normale mate
bestendig is tegen een zilte omgeving,
moet u moeren met kunststof onderle-
gringen gebruiken om het apparaat aan
de funderingsbouten te bevestigen (zie
de afbeelding rechts hiernaast). Het
roestbestendige effect van de moer
gaat verloren als de beschermlaag op het aantrekgedeelte van de
moer loslaat.
• Gebruik de afvoerbakset bij gebruik binnenshuis. <Model> BWC63A2
Zorg dat er voldoende afvoer wordt geleverd door de richtlijnen hieron-
der te volgen als noodzakelijk voor gebruik buitenshuis.
4-3 Afvoering van de unit
• Voor afvoerwerk van de unit, installeer leidingen om te zorgen
voor een volledige afvoer.
• Er kan condensatie gevormd worden op het bodemframe afhan-
kelijk van de toestand van de installatielocatie.
Indien de unit geïnstalleerd wordt op een locatie met slechte
afvoer, installeer een extra afvoerbak (optionele accessoire).
• Controleer de afvoer van de afvoerbak nadat het installatiewerk
voltooid is om ervoor te zorgen dat het water vlot stroomt.
4-4 Installatieprocedure
1.
Plaats de afvoerhouder aan
de bovenkant van de punt
van de afvoermof.
2.
Plaats de afvoermof in
afvoeropening A van het
bodemframe van de unit en
draai ongeveer 40 graden
met de klok mee.
3.
Steek openingdoppen in de
andere afvoeropeningen (B-
E) van de onderkant om
waterlekkage te voorkomen.
4
(Unit : mm)
Kunststof
onderlegringen
B
D
A 2
C
E
Positie afvoeropening
Afvoermof
1 Condenswater-
opvangbak
3 Openingdop
4.
Sluit de slang aan op de afvoermof met behulp van een commer-
ciële plastic slang (Binnendiam. 25 mm) en een slangring. Indien
de slang lang is en hangt, zorg ervoor dat deze in het midden niet
doorbuigt.
4 Afvoermof
Haal het weg naar
beneden
Indien een afvoerslang direct op de boostereenheid wordt geïnstal-
leerd, reserveer ruimte zoals hierboven beschreven.
5.
KOELMIDDELLEIDINGEN
Voor installateurs van leidingen
• Gebruik geen vloeimiddel bij het solderen en aansluiten van de
koelmiddelleidingen. Gebruik fosfor-koper soldeermetaal (BCuP-
2) waarvoor geen vloeimiddel vereist is. Vloeimiddel op chloorba-
sis veroorzaakt corrosie van de leidingen. Als dit bovendien fluor
bevat, heeft het vloeimiddel een nadelige invloed op de koelmid-
delleidingen, zoals aantasting van de koelcompressorolie.
VOORZORGSMAATREGEL
• Alle leidingen buiten het apparaat moeten door een erkende koe-
linstallatiemonteur worden geïnstalleerd en moeten voldoen aan
de plaatselijke en nationale wetgeving.
[Voorzorgsmaatregelen bij hergebruik van bestaande koellei-
dingen/warmtewisselaars]
Neem de volgende punten in acht bij hergebruik van bestaande
koelleidingen/warmtewisselaars.
Dit om een defect als gevolg van foutief functioneren te voorko-
men.
• Gebruik bestaande leidingen niet in de volgende gevallen.
Gebruik in deze gevallen nieuwe leidingen.
• De maat van de leidingen is verschillend.
• De sterkte van de leidingen is onvoldoende.
• De compressor van de voorheen gebruikte boostereenheid
heeft een defect veroorzaakt. Er bestaat kans op een schade-
lijke invloed van resterende bestanddelen, zoals oxidatieresten
van koelmiddelolie en andere afzettingen.
• Als de binnenunit of buitenunit langdurig van de leidingen los-
gekoppeld is geweest. Er bestaat kans op binnendringen van
water en stof in de leidingen.
• De koperleiding is gecorrodeerd.
• Het koelmiddel van de voorheen gebruikte boostereenheid was
een ander koelmiddel dan R410A (bijv. R404A / R507 of R407C).
Er bestaat kans op vervuiling van het koelmiddel door heterogeni-
teit.
• Als er gelaste verbindingen op de lokale leidingen zijn, moet u de
gelaste verbindingen op gaslekkage controleren.
• Zorg dat de verbindingsleidingen geïsoleerd worden.
De temperatuur van de vloeistof- en gasleidingen is als volgt:
Minimale ingaande temperatuur van vloeistofleiding:
5°C (Voor buitenunit)
-10°C (Naar binnenunit)
Minimale ingaande temperatuur van gasleiding:
-45° (Voor binnenunit)
100°C (Naar buitenunit) (Max. temperatuur)
Als de dikte van het isolatiemateriaal onvoldoende is, moet u
extra isolatiemateriaal gebruiken of het bestaande isolatiemate-
riaal vernieuwen.
• Vernieuw het isolatiemateriaal als dit versleten is.
Neem de volgende punten in acht bij hergebruik van bestaande
warmtewisselaars
• Apparaten met een lage ontwerpdruk (dit product is een R410A
unit) vereisen een lage-trap ontwerpdruk van 2,5 MPa
[25 bar].
• Apparaten waarbij het pad naar de warmtewisselaar zo loopt dat
het koelmiddel van beneden naar boven stroomt.
• Apparaten met koperen buizen of een verroeste ventilator.
• Apparaten die vervuild zijn met vreemde bestanddelen zoals afval
of vuil.
Boostereenheid
Afvoerslang
Nederlands