Inhoudsopgave
Advertenties
2. Controleer de koppeling van het voorwiel. De
remkenmerken zijn verschillend tussen 2-wiel- en
4-wiel-aandrijving. Wees bewust van het verschil en
gebruik het voorzichtig.
3.
Rem de tractor altijd af voordat u gaat draaien.
Draaien met hoge snelheid kan de tractor doen kantelen.
4.
Zorg ervoor dat de achterste reflector schoon en zichtbaar
is. Gebruik alarmlichten en richtingaanwijzers zoals vereist.
1. Achterreflector 2. Ploeglicht
5.
Neem alle plaatselijke verkeers- en veiligheidsvoorschriften in acht.
6.
Zet de koplampen aan als er onvoldoende zonlicht is
7.
Rijd met een snelheid waarbij u te allen tijde de controle
behoudt.
.
8.
Gebruik het differentieelslot niet tijdens het rijden op
hoge snelheid. De trekker kan onbestuurbaar worden.
9.
Vermijd plotselinge bewegingen van het stuurwiel,
aangezien dit kan leiden tot een gevaarlijk verlies van
stabiliteit. Het risico is vooral groot wanneer de trekker
met hoge snelheid over de weg rijdt.
2.7 GEBRUIK VAN 3-PUNTS KOPPELING
1.
Gebruik de 3-puntskoppeling alleen met apparatuur die is
ontworpen voor het gebruik van 3-puntskoppelingen.
2.
Wanneer u een op een 3-puntshefinrichting gemonteerd
werktuig gebruikt, zorg er dan voor dat u het juiste
contragewicht op de voorkant van de tractor monteert.
3.
Zet bij transport over de weg de transportvergrendelknop in
de stand "LOCK" om het werktuig in de geheven stand te
houden.
2.8 DAGELIJKSE CONTROLE
Om problemen te voorkomen, is het belangrijk de
toestand van de trekker goed te kennen. Controleer
het voordat u begint.
Controleer artikel
- Inspectie te voet
- Controleer het oliepeil van de transmissie
- Controleer het rempedaal
- Controleer indicatoren, tellers en meter
- Controleer de lichten.
- Controleer de bedrading
- Controleer veiligheidsriem en ROPS
- De hendel van de hulpspoelklep moet in de
neutrale stand staan
- Controleer bewegende delen
(Zie "DAGELIJKS CONTROLE" in de sectie
"PERIODIEK ONDERHOUD".
•
Zorg voor de gevaars-, waarschuwings- en v
voorzichtigheidsetiketten (Zie "GEVAAR-,
WAARSCHUWINGS- EN OPLETTENDHEIDSLABELS"
in de sectie "VEILIGE BEDIENING"). PRE-OPERATIE
•
Controleer voor elk gebruik of het bedieningssysteem
2
voor de aanwezigheid van de operator correct
functioneren. Test veiligheidssystemen.
(Zie "Startsysteem van de tractor controleren" in "
IEDERE 50 UUR" in de sectie "PERIODIEKE SERVICE").
Niet gebruiken tenzij ze correct functioneren.
1
2.9 ALGEMENE WERKVOORSCHRIFTEN
1. Trek alleen met de zwenkdissel. Koppel nooit aan
een asbehuizing of een ander punt dan de
zwenkdissel; een dergelijke opstelling verhoogt
het risico van ernstig persoonlijk letsel of overlijden
als gevolg van een instabiele tractor
2.9.1 INSTAPPEN EN VERLATEN VAN DE TRACTOR
1. Probeer nooit op of van een rijdende tractor te komen of
van de tractor af te springen om uit te stappen.
2. Gezicht naar de tractor wanneer u in of uit de tractor stapt.
Gebruik het bedieningssysteem niet als handgrepen om
onbedoelde machinebewegingen te voorkomen.
3. Houd de treden en de vloer altijd schoon om gladheid
te voorkomen.
4.
Voor het slepen van krachtafnemer aangedreven werktuigen,
moet de zwenkbare dissel in de trekpositie worden gesteld.
5.
Bevestig getrokken of gesleepte ladingen alleen aan
de zwenkbare dissel.
6.
Houd alle schilden en afschermingen op hun plaats.
Vervangen als er iets ontbreekt of beschadigd is.
7.
Vermijd plotselinge start. Vertraag bij het draaien om
instabiliteit te voorkomen op oneffen terrein, en voor het
stoppen.
4
FARMTRAC
FARMTRAC
(1) Zwenkbare dissel
1
Advertenties
Inhoudsopgave
Probleemoplossen
