A
- Microschakelaar wielen van de grond
Deze neemt waar als de wielen van de grond komen. Samen met de microschakelaars voor de
daling van de stabilisatoren signaleert hij dat de stabilisatie bereikt is.
B
- Stabilisatie microschakelaars
Inlichting
De microschakelaars (1), en (2) zijn op de vier stabilisatoren aanwezig.
De microschakelaars (3) en (4) zijn op de voorste stabilisatiearmen aanwezig.
1
- Microschakelaars daling stabilisatoren
Ze nemen de correcte daling van de stabilisatoren naar de grond op.
2
- Microschakelaars stijging stabilisatoren
Ze nemen de correcte stijging van de stabilisatoren op (toestel in bedrijfstand).
Als een van de stabilisatiepoten niet correct is ingeschoven, dan kan de signalering in
de cabine niet worden gereset (zie "Bedieningen en lampjes in de cabine").
3
- Microschakelaars
Deze detecteren dat de stabilisatorarmen volledig zijn uitgeschoven.
4
- Microschakelaars
Ze detecteren dat de stabilisatorarmen niet correct zijn ingetrokken.
Indien een stabilisatorarm niet correct is ingetrokken, blijft het betreffende signaal in de stuurcabine
actief (zie "Bedieningen en indicatoren in de stuurcabine").
C
- Encoder
Neemt de rotatie waar van de uitschuifbare structuur ten opzichte van de lengteas van de machine.
D
- Microschakelaar positie hoogwerker
Neemt de haakse positie van de hoogwerker t.o.v. de arm waar.
E
-
Transductoren
Meten de druk op van de bewegingscilinder voor het opheffen van de telescopische arm.
F
-
Controle inrichting arm in ruststand
Deze neemt de juiste ligging van de arm in de ruststand op. Als de arm niet in de ruststand is, is de
destabilisatie van de machine niet mogelijk.
G
- Hoek-/uitschuifsensor uitschuifbare arm
Detecteert de hoek en het uitschuiven van de telescopische arm.
L
- Microschakelaars kettingen
Signaleert het niet meer gespannen zijn of het breken van de arm uitschuif kettingen.
N
- Microschakelaar telescopische arm omlaag
Deze nemen de juiste terugkomst van de telescopische arm.
P
- Hoeksensor scharnierarm
Meet de inclinatie op van de scharnierarm ten opzichte van de horizontale lijn.
Q
- Centrale controle-unit
Ontvangt en verwerkt de signalen van de controle microschakelaars van de stabilisatiepoten en de
uitschuifbare structuur om de stabiliteit van de uitrusting te waarborgen.
R
- Hoeksensor
Neemt de inclinatie waar van het frame t.o.v. de horizontale lijn.
S
- Knoppenbord
Informeert de bediener over de machinestatussen; stuurt de commando's van de bediener (Start,
Stop, enz.) naar de centrale besturingseenheid.
2.6