C Creatieve automatische opnamen
(2) Sfeeropnamen
• U kunt de sfeer instellen die u in uw opnamen wilt vastleggen.
• Draai aan het instelwiel <6> om een sfeer te selecteren. U kunt
deze ook in een lijst selecteren door op <0> te drukken.
(3) Achtergrond wazig
• Als [OFF] is ingesteld, verandert de mate van
achtergrondvervaging met de helderheid van het beeld.
• Bij een andere instelling dan [OFF] kunt u de achtergrondvervaging
zelf instellen, onafhankelijk van de helderheid.
• Als u aan het instelwiel <6> draait om de cursor naar rechts te
verplaatsen, komt de achtergrond scherper in beeld.
• Draait u het instelwiel <6> zodanig dat de cursor naar links gaat, dan wordt
de achtergrond onscherper. Let op: afhankelijk van het maximale diafragma
van het objectief (f-getal) kunnen bepaalde instellingen op de schaal mogelijk
niet worden geselecteerd (aangegeven met een •).
• In de Live view-modus kunt u de onscherpte van het beeld voor en
achter het scherpgestelde punt zien. Terwijl u aan het instelwiel <6>
draait, wordt [Wazig simuleren] op het LCD-scherm weergegeven.
• Zie 'Portretfoto's maken' op pagina 58 als u de achtergrond
onscherp wilt weergeven.
• Afhankelijk van het objectief en de opnameomstandigheden ziet
de achtergrond er mogelijk minder onscherp uit.
• Bij gebruik van de flitser kan deze functie niet worden ingesteld.
Als <a> is ingesteld en u Achtergrond wazig kiest, wordt <b>
automatisch ingesteld.
Als [Wazig simuleren] tijdens het fotograferen met Live view actief is,
kan het beeld dat wordt weergegeven terwijl <g> (pag. 76) knippert,
meer ruis bevatten of donkerder overkomen dan de daadwerkelijke
opname.
(1) Extra effect opname en (2) Sfeeropnamen kunnen niet tegelijk
worden ingesteld.
(1) Extra effect opname en (3) Achtergrond wazig kunnen niet tegelijk
worden ingesteld.
56