ONDERHOUD VAN DE MAAIMACHINE
Schema van de motor
WAARSCHUWING:
Onjuist
onderhoud,
ongeschikte reserveonderdelen of verwijdering of aanpassing
van de motor kan ernstig en dodelijk letsel tot gevolg hebben.
(Zie fi g. 17)
Afstelling van de carburateur
Doe nooit aanpassingen aan de carburateur of het motortoerental.
De carburateur is in de fabriek ingesteld om onder de meeste
omstandigheden effi ciënt te functioneren.
U mag de instelveer, de overbrengingsmechanismen en andere
delen niet afstellen om het motortoerental dat in het onderdeel
Specifi caties is vermeld, aan te passen. Indien er aanpassingen nodig
zijn, kunt u contact opnemen met uw erkende Hayter servicedealer
voor onderhoud.
Oliepeil controleren
WAARSCHUWING: Brandstof en brandstofdampen zijn
uiterst brandbaar en explosief. Brand of explosie kan ernstige
brandwonden of dodelijk letsel veroorzaken.
Controleer het oliepeil elke voor elk gebruik bij u de motor start, en
zorg ervoor dat de olie steeds op het juiste peil staat. Zie 'De maaier
monteren voor het eerste gebruik – Oliepeil controleren'.
Ververs de motorolie na de eerste 5 bedrijfsuren en vervolgens
overeenkomstig het 'Onderhoudsschema'.
Fig. 17
4
3
5
2
1
6
1.
Laat alle brandstof weglopen door de motor te laten draaien tot
de brandstoftank leeg is.
gebruik
van
2.
Maak de bougiekabel los.
3.
Laat de motor afkoelen.
4.
Verwijder de peilstok (A) uit de vulbuis en laat de olie in een
geschikte bak lopen. Wanneer u de machine kantelt, moet u
ervoor zorgen dat de bougie bovenaan zit.
(Zie fi g. 18)
•
Vul bij met verse olie van de aanbevolen SAE-viscositeitsklasse.
Raadpleeg 'De maaier monteren voor het eerste gebruik'.
Onderhoud van het luchtfi lter
WAARSCHUWING: U mag de motor nooit starten en laten
lopen zonder het luchtfi lter.
OPMERKING: Gebruik geen perslucht of oplosmiddelen om
het fi lter te reinigen. Perslucht kan het fi lter beschadigen en
oplosmiddelen zullen het fi lter oplossen.
1.
Open het deksel door de lipjes los te maken (A).
2.
Verwijder het fi lter (B).
3.
Tik het fi lter zachtjes tegen een hard oppervlak om vuil te
verwijderen. Als het fi lter erg vuil is, dient u het te vervangen
door een nieuw fi lter.
Fig. 18
1.
Motorkap
2.
Olievuldop en peilstok
3.
Startkoord
4.
Brandstoftank en dop
5.
Luchtfi lter
6.
Bougie en bougiekabel
4.
5.
(Zie fi g. 19)
Als het fi lterelement erg vuil is, moet u het vervangen.
Fig. 19
B
13
Monteer het fi lter (B).
Sluit het deksel (A).
A