WERKING
PRINCIPE
Fig. 1 toont het blokschema van de toongenerator.
Het apparaat bevat twee H.F. oscillatoren Ol en O2. De frequentie van Ol
kan worden gevarieerd van 85 tot 100 kHz door middel van Cl; de
frequentie van Oz tussen 100 en 101 kHz door middel van C2. De signalen,
afkomstig van Ol en Oz worden gemengd in de mengbuis M. De verschil-
frequentie (welke door middel van Cl en C2 tussen 0 en 16 kHz kan
worden ingesteld) wordt via het laagdoorlatende fi lter F, de regelbare
weerstand Rl en de schakelaar Sk5 toegevoerd aan de versterker V. De
uitgangsspanning, waarvan de amplitude kan worden gevarieerd met
behulp van de continuregelaar R,, komt via de transformator T op de
uitgang.
Door middel van Skl kan de spanning nu op één van de volgende ma-
nieren worden afgenomen:
1. Van de secundaire wikkeling via de verzwakker Ska.
2. Direct van de secundaire wikkeling.
3. Direct van de primaire wikkeling.
De spanning van de secundaire wikkeling kan zowel symmetrisch als
asymmetrisch ten opzichte van aarde worden afgegeven. Hiervoor dient
de schakelaar Sk2.
Met de potentiometer R2 is het mogelijk de verschilfrequentie op nul
in te stellen. Als hulpmiddelvoordeze ijking is de elektronenstraalindicator
I ingebouwd.
De aardklemmen Bus en Bus kunnen worden gebruikt in geval een
symmetrische uitgangsspanning wordt afgenomen of wanneer andere ap-
paraten moeten worden geaard.
Bij afzonderlijk gebruik van de versterker V wordt de te versterken
spanning aangesloten op Bu, en Bua; Sk5 verbreekt dan automatisch de
verbinding tussen F en V.
Het voedingsgedeelte Pwordt beschermd door een temperatuurveiligheid.
Voor het volledige schakelschema zie men fig. 10.
5