NOZ2 H
ANDLEIDING
C
W
ODE
AARSCHIJNLIJKE OORZAAK
F2
Bij modellen met waterverwarming:
Er is te veel verwarming.
Deze storing kan optreden als het regelventiel
niet goed werkt.
F3
Bij modellen met waterverwarming:
De CV-installatie wordt later ingeschakeld dan
het toestel.
Bij modellen met waterverwarming:
Er is te weinig verwarming.
Deze storing kan optreden:
• als er onvoldoende warm water wordt aange-
voerd;
• als het regelventiel niet goed werkt.
Bij alle modellen:
Als de ventilatoren niet draaien:
F5
De temperatuursensor in de uitblaas van het
toestel werkt niet.
Handleiding versie 7.1 (22-10-2019)
W
AT TE DOEN
1. Schakel het toestel uit met het bedieningspa-
neel, wacht één minuut en schakel het weer
in.
2. Controleer of de aansluitingen van de aan-
voer- en retourleiding niet onderling verwis-
seld zijn.
3. Controleer de bedrading en connectors van
de ventielaandrijving (X67/X370) en de uit-
blaastemperatuursensor (X350).
4. Neem de aandrijving van het ventiel en con-
troleer de binnenzijde op mechanische wer-
king en gebreken.
U kunt:
• de CV-installatie eerder inschakelen;
• de CV-installatie door het toestel laten inscha-
kelen: Stel functie
61. Functie van uitgangen
Verwarming aan
en verbind de betreffende
op
uitgang met de CV-installatie.
• deze foutmelding uitschakelen: Stel functie
User interface opties
Foutweergave
>
Uitschakelen
1. Controleer de CV-installatie:
• is deze ingeschakeld?
• is deze in staat om voldoende warm water
aan te voeren?
2. Controleer of de batterij slechts gedeeltelijk
warm wordt: in dat geval moet hij ontlucht
worden.
3. Controleer de bedrading en connectors van
de ventielaandrijving (X67/X370) en de aan-
zuigtemperatuursensor (X360).
4. Neem de aandrijving van het ventiel en con-
troleer de binnenzijde op mechanische wer-
king en gebreken.
1. Controleer of de ventilatoren draaien. Als
één of meer ventilatoren niet draaien, con-
troleer dan:
• de bedrading van de ventilatoren;
• de aansluitingen op de print (connectoren
X60);
• de zekering van de transformator;
• de transformator zelf.
1. Controleer de bedrading en de aansluiting
van de sensor (connector X350).
2. Vervang de sensor.
S
TORINGEN
in
21.
in op
nl
nl-71