4
Gebruik
Standaarduitrusting
Houd de knop (8) drie seconden ingedrukt
tot
(aan) wordt weergegeven, samen
ON
met de vervuilingsindicatie in het tekstveld
(4) van de displayeenheid.
Laat de knop (8) los.
Het symbool (5) begint te knipperen. De re-
generatie wordt aangevraagd en er wordt
gecontroleerd of de motor op bedrijfstempera-
tuur is.
OPMERKING
Het regenereren wordt alleen gestart als
de motor op bedrijfstemperatuur is. Laat
de motor indien nodig draaien tot hij op
bedrijfstemperatuur is.
De regeneratie wordt handmatig gestart. Het
symbool (5) licht op en blijft branden (circa
30 minuten).
Draai de contactsleutel niet in de nulstand
totdat het regenereren is gestart.
Draai de contactsleutel in de nulstand en
verwijder de sleutel.
De motor wordt niet uitgeschakeld zolang er
wordt geregenereerd. De displayeenheid is
tijdens het regenereren uitgeschakeld.
Als het regenereren is afgerond, wordt de
motor automatisch uitgeschakeld. (uiterlijk na
60 minuten)
Het regenereren kan worden afgebroken met
de stopknop (9) in het schakelaarpaneel.
Druk op de stopknop (9).
Het regenereren wordt afgebroken en de
motor wordt automatisch uitgeschakeld.
OPMERKING
Het regenereren moet na het starten van de
motor opnieuw worden aangevraagd.
100
Bedieningshandleiding – 396 801 15 09 NL – 06/2014