Bedieningsinstructies
4.
Montage op afsluiter / reductiekast
.
.
MOV
Controleer de aandrijving vóór de montage op
beschadigingen.
M
Beschadigde onderdelen dienen door originele
reserve-onderdelen vervangen te worden.
De meest eenvoudige wijze van montage doet zich voor, als de as van
de afsluiter / reductiekast combinatie loodrecht naar boven wijst. De
aandrijving kan echter in iedere gewenste positie gemonteerd worden.
De aandrijving wordt door de fabriek in de stand DICHT (wegschakelaar
.
DICHT aangesproken) uitgeleverd.
Controleer, of de aansluitflens op de afsluiter / reductiekast past.
Let op de speling van de centreerring van de flens!
De aandrijfvormen B1, B2, B3 of B4 (afb. A) zijn voorzien van een boring
met spiebaan (in de regel overeenkomstig ISO 5210).
Afbeelding A
Aandrijfvorm B 1 / B 2
insteekbus
Bij de aandrijfvorm A (afb. B) moet de draad van de draadbus met die van
de spindel overeenstemmen. Tenzij uitdrukkelijk anders besteld, wordt de
draadbus ongeboord geleverd. Zie pag. 6 voor nadere informatie omtrent
.
het op maat bewerken van de draadbus.
.
Controleer, of de boring met spiebaan overeenstemt met de ingaande as
van de afsluiter / reductiekast.
.
Ontvet zorgvuldig het oppervlak van de aansluitflens van de aandrijving
en dat van de montageflens van de afsluiter / reductiekast.
Vet de ingaande as van de afsluiter / reductiekast licht in.
Aandrijvingen SA 07.1 - SA 48.1 / SAR 07.1 - SAR 30.1
Aandrijfvorm B 3 / B 4
boring met spiebaan
Tabel 1
8.8
M 8
M 10
M 12
M 16
M 20
M 30
M 36
AUMA NORM
T
(Nm)
A
25
50
87
220
420
1.500
2.500
5